In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
H5: Energie
Op tafel
Slide 1 - Tekstslide
Lezen
timer
5:00
Slide 2 - Tekstslide
Vandaag
Huiswerk nakijken
Uitleg 5.2: Energie gebruik in huis
Opdrachten maken
Afsluitende vragen
Slide 3 - Tekstslide
Wanneer de adapter warm wordt, dan is er een deel van de energie omgezet in warmte. Deze warmte is niet-nuttige energie. Dit betekent dat het rendement minder is dan 100%
Slide 4 - Tekstslide
11 a)
In totaal is er 0,2 × 15 000 = 3000 kWh omgezet.
Dat is 3000 × 3 600 000 =
10 800 000 000 J
Slide 5 - Tekstslide
11 b)
Gegeven: = 60%
Etotaal = 10 800 000 000 J
Gevraagd: Enuttig
Formule: %
Enuttig = x Etotaal
Berekening: 0,60 x 10 800 000 000
Antwoord: 6 480 000 000 J
η
η=EtotaalEnuttig⋅100
η
Slide 6 - Tekstslide
11 c)
Gegeven: v = 50km/h
s = 1500 km
E = 10 800 000 000 J
Gevraagd: Vermogen, P
Formule: E = P x t P = E / t
s = v / t t = s /v
Berekening: t = 1500 / 50 = 300 h
Antwoord: P = 10 000 W
→
→
P=tE=300⋅60⋅6010800000000
Slide 7 - Tekstslide
14a)
Gegeven: P= 1,5 kW
t = 5 minuten
Enuttig = 335 kJ
Gevraagd: Rendement,
Formule: E = P x t
%
Berekening: E = 1500 x 5 x 60
E = 450 000 J
%
Antwoord: 74%
η
η=EtotaalEnuttig⋅100
η=450000335000⋅100
Slide 8 - Tekstslide
14b)
De rest van de energie gaat naar het opwarmen van ongewenste dingen, zoals de lucht en het omhulsel van de waterkoker.
Slide 9 - Tekstslide
14c)
Gegeven: P= 3,0 kW
Etotaal = 450 000 J
Gevraagd: tijd, t
Formule: E = P x t t = E / P
Berekening: t = 450 000 / 3000
Antwoord: t = 150 s
(t = 2,5 min)
→
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Energielabel
Hoe hoger het rendement, hoe beter het energielabel voor een apparaat.
Andere manier om energie te besparen: letten op sluipverbruik.
Slide 13 - Tekstslide
Energielabel
Hoe hoger het rendement, hoe beter het energielabel voor een apparaat.
Andere manier om energie te besparen: letten op sluipverbruik.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Maarten wil een nieuwe wasmachine kopen. Hij twijfelt tussen twee modellen.
Maarten schat dat hij 150 wasbeurten per jaar draait. De kosten per kWh zijn €0,40.
Als Maarten voor de rechter wasmachine kiest, hoe lang duurt het dan voordat hij het prijsverschil heeft terugverdient?
€565
€625
Slide 16 - Tekstslide
Aan het werk
Opdracht 21
Opdracht 22
timer
10:00
Opdracht 24
Klaar? Lees 5.3 en maak 35
Slide 17 - Tekstslide
Wat is een energiestroomdiagram?
A
Een diagram dat laat zien hoeveel energie een apparaat verbruikt
B
Een diagram dat laat zien hoe energie wordt opgeslagen
C
Een diagram dat laat zien hoe energie door een apparaat gaat
D
Een diagram dat laat zien hoe energie wordt opgewekt
Slide 18 - Quizvraag
Wat is geen energievorm?
A
Bewegingsenergie
B
Zwaarte-energie
C
Stralingsenergie
D
Groene energie
Slide 19 - Quizvraag
Wat is rendement?
A
Het deel van de energie die nuttig wordt omgezet
B
Het totale energieverbruik van een apparaat
C
Het deel van energie dat niet nuttig wordt omgezet
D
Het deel van energie dat verloren gaat
Slide 20 - Quizvraag
Wat betekenen de letters in de formule voor energie?
A
P is het elektrische vermogen in watt
E is de elektrische energie in joule
t is de tijd in uur
B
P is het elektrische vermogen in watt
E is de elektrische energie in joule
t is de tijd in dag
C
P is het elektrische vermogen in kilowatt
E is de elektrische energie in kilowattuur
t is de tijd in seconde
D
P is het elektrische vermogen in watt
E is de elektrische energie in joule
t is de tijd in seconde
Slide 21 - Quizvraag
Wat geeft vermogen aan?
A
Hoe snel een apparaat energie opwekt
B
Hoeveel energie een apparaat verbruikt
C
Hoeveel energie een apparaat in een bepaalde tijd verbruikt
D
Hoe snel een apparaat energie omzet
Slide 22 - Quizvraag
Wat verbruikt het meeste energie in huis?
A
De verwarming
B
Het opladen van apparaten
C
Verlichting
D
Warm water
Slide 23 - Quizvraag
Wat staat er niet op een energielabel?
A
Energieverbruik
B
Energiekosten
C
Energieclassificering
D
De soort apparaat
Slide 24 - Quizvraag
Waar zou je de volgende les nog extra uitleg over willen?