Basisstof 3: Cellen van dieren en planten

Planning vandaag
- Uitleg dierlijke en plantaardige cellen
 Afmaken basisstof 1 en 2 Blz. 10 t/m Blz. 20
- Klaar? Begin aan basisstof 3

Doel van de les:
Maken basisstof 3. Niet af: huiswerk voor 25 november
Begrijpen verschil plantaardige en dierlijke cellen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Planning vandaag
- Uitleg dierlijke en plantaardige cellen
 Afmaken basisstof 1 en 2 Blz. 10 t/m Blz. 20
- Klaar? Begin aan basisstof 3

Doel van de les:
Maken basisstof 3. Niet af: huiswerk voor 25 november
Begrijpen verschil plantaardige en dierlijke cellen

Slide 1 - Tekstslide

Thema 1: Organen en cellen
Basisstof 3: Cellen van dieren en planten

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een cel?

Een cel is als een klein bouwsteentje waaruit alles in je lichaam (of een plant) is gemaakt. Het is zo klein dat je het alleen met een microscoop kunt zien.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat hebben dierlijke en plantencellen gemeen?

Celmembraan: Dit is als een dunne huid die de cel beschermt en ervoor zorgt dat alles binnen blijft.
Cytoplasma: Dit is als een soort gelei binnenin de cel waar alles in rondzweeft.
Kern: Dit is als het "brein" van de cel dat vertelt wat de cel moet doen.

Slide 5 - Tekstslide

Dieren hebben dat niet

Dierlijke cellen hebben geen celwand, vacuole of chloroplasten. Dieren hoeven geen zonlicht te gebruiken om eten te maken, want ze eten andere dingen, zoals planten of ander voedsel.

Slide 6 - Tekstslide

Begrippenlijst:
Neem dit over in je aantekeningen
Celmembraan: Dunne huid van de cel.
Cytoplasma: Gelei-achtige vulling van de cel.
Kern: Het brein van de cel.
Celwand: Stevige muur om de plantencel.
Vacuole: Waterblaas in een plantencel.
Chloroplasten: Groene deeltjes die zonlicht omzetten in energie voor de plant.

Slide 7 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Herhaling
  • Leerdoelen doornemen
  • Uitleg
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 8 - Tekstslide

Herhaling
Wat: Werkblad cel/weefsel/orgaan/orgaanstelsel/organisme
Hoe: Fluisteren met je buur/groepje
Tijd: +/- 6 minuten
Hulp: Kijk in je boek, vraag je buur of steek je vinger op
Klaar: Na +/- 6 minuten gaan we bespreken
Uitkomst: Het werkblad is af

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan ik...
  • Delen benoemen van dierlijke en plantaardige cellen met hun kenmerken en functies.

Slide 10 - Tekstslide

Dierlijke cellen
Dierlijke cellen bestaan uit:
  • Celmembraan (regelt welke stoffen de cel in- en uit gaan)
  • Cytoplasma (vloeistof met veel opgeloste stoffen)
  • Celkern (regelt alles wat er in de cel gebeurt)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Verschillende cellen

Slide 13 - Tekstslide

Plantaardige cellen
Plantaardige cellen bestaan uit:
  • Celwand (zorgen voor stevigheid)
  • Celmembraan (bepaalt welke stoffen de cel in- en uit gaan)
  • Cytoplasma (vloeistof met veel opgeloste stoffen)
  • Vacuole (blaasje gevuld met vocht)
  • Celkern (regelt alles wat er in de cel gebeurt)
  • Bladgroenkorrels (voor fotosynthese).

Slide 14 - Tekstslide

Fotosynthese
  • CO2 + H2O + (zon)licht --> Glucose + O2 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Korrels in plantaardige cellen
Er zijn verschillende korrels in plantaardige cellen
  • Bladgroenkorrels komen voor in de bladeren. Geven de plant een groen kleur. Hier vindt fotosynthese plaats.
  • Kleurstofkorrels komen voor in cellen van bloemen en vruchten met een gele, oranje of rode kleur. 
  • Zetmeelkorrels komen bijvoorbeeld voor in cellen van aardappels. Hier ligt zetmeel opgeslagen.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Korrels in plantaardige cellen
Deze verschillende korrels noem je ook wel Plastiden
Plastiden zitten in het cytoplasma


Let op:
Niet te verwarren met antocyanen. Dit zijn
kleurstoffen die alleen in de vacuole 
voorkomen!

Slide 19 - Tekstslide

Aan het werk!
Wat: Basisstof 3 van thema 2 maken. Alle opdrachten  behalve opdracht 4 en het oranje deel.
Hoe: Fluisteren met je buur
Tijd: 20 minuten
Hulp: Kijk in je boek, vraag je buur of steek je vinger op
Uitkomst: Basisstof 3 van thema 2 is af

Slide 20 - Tekstslide