In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 2 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Leesvaardigheid
Hoofdzaken en kernzinnen
Nederlands
Slide 1 - Tekstslide
Lesprogramma
Leerdoelen uitleg
Theorie
Zelfstandig werken
Afsluiten
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
weet je wat hoofdzaken, bijzaken en kernzinnen zijn.
kun herkennen en uitleggen hoe je hoofdzaken en kernzinnen kunt vinden.
kun je het verschil tussen hoofd- en bijzaken in eigen woorden uitleggen.
kun je van een gegeven tekst zelfstandig de kernzinnen vinden.
Slide 3 - Tekstslide
Hoe vind je het onderwerp van een tekst?
Slide 4 - Open vraag
Het onderwerp
Het onderwerp van een tekst vind je door te letten op:
de titel
de eerste zin of de eerste alinea
een afbeelding bij de tekst
tussenkopjes en vetgedrukte of onderstreepte woorden in de tekst
Slide 5 - Tekstslide
Dus hetonderwerp van een tekst iswaar de tekst over gaatin een of enkele woorden
Slide 6 - Tekstslide
Leg in eigen woorden uit wat de hoofdzaken in een tekst zijn?
Slide 7 - Open vraag
Hoofdzaken
Wat belangrijk is in een tekst.
Hoofdzaken lees je vaak in de inleiding, in het slot en in de kernzin van elke alinea.
Tussenkopjes en anders gedrukte woorden kunnen ook helpen om hoofdzaken te vinden.
Slide 8 - Tekstslide
Hoofdzaken
Hoe en waar vind je de hoofdzaken?
Vaak in de eerste, de tweede en/of de laatste zinvan een alinea.
Daartussen staan vaak voorbeelden, toelichtingen of een verdere uitleg, dat zijn bijzaken. Denk aan de hamburger...
Stel jezelf de volgende vragen:
Heb ik deze zin nodig om de tekst/de alinea goed te begrijpen?
Wat zegt deze zin over het (deel)onderwerp?
Let op: sommige alinea's bevatten geen hoofdzaken.
Hoofdzaken (structuur)
Hoofdzaken (structuur)
Bijzaken (vulling)
Slide 9 - Tekstslide
Wat is de hoofdzaak? Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen. De leerlingen moesten op de fiets naar het bos. In het bos werden ze in groepen ingedeeld.
A
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
B
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
C
In het bos werden ze in groepen ingedeeld.
Slide 10 - Quizvraag
Kernzinnen
In een kernzin zet een schrijver vaak het belangrijkste van de alinea: de hoofdzaak.
Andere zinnen bevatten bijzaken, minder belangrijke dingen.
Een alinea kanmeerdere hoofdzakenbevatten, maar heeft maar één kernzin.
Slide 11 - Tekstslide
Kernzinnen
Een kernzin is vaak de eerste of de laatste zinvan de alinea.
Soms is er geen duidelijke kernzin. Die moet dan zelf gemaakt worden door een zin te maken met het kernwoord.
Slide 12 - Tekstslide
Stappenplan
Stap 1: bepaal het (deel)onderwerp.
Stap 2: bepaal het doel van de alinea
Stap 3: zoek de belangrijkste zin.
Stap 4: kijk of er nog meer belangrijke zinnen zijn.
Zo ja, bedenk welke zin de alinea het beste weergeeft en noteer die zin als kernzin.
Slide 13 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 14 - Open vraag
Wat is de functie van de inleiding van de tekst 'Jongeren en het gebruik van sociale media'?
A
Het onderwerp aankondigen.
B
Een kort, grappig of bijzonder verhaaltje vertellen.
C
Een of meer vragen stellen.
D
De aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen.
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het doel dat de schrijver heeft met de tekst?
A
Amuseren
B
Instrueren
C
Activeren
D
Informeren
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de functie van het slot van de tekst 'Jongeren en het gebruik van sociale media'?
A
Een korte samenvatting van de tekst geven.
B
Een conclusie van de tekst geven.
C
Een advies geven.
D
Een oproep doen.
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de kernzin van alinea 2?
Slide 18 - Open vraag
Wat is de kernzin van alinea 3?
Slide 19 - Open vraag
Wat is de kernzin van alinea 4?
Slide 20 - Open vraag
Bij de tekst staat een afbeelding. Vind jij dat deze afbeelding wel/niet goed bij de tekst pas? Maak dit duidelijk met een argument.
Slide 21 - Open vraag
Wat heb je dit uur gedaan waar je tevreden over bent.
Slide 22 - Open vraag
Waar ben je minder tevreden over / wat zou je de volgende keer anders doen?
Slide 23 - Open vraag
Wat ga je doen als je klaar bent?
Werken aan het huiswerk: 8.4 opdr 19-21
Oefenen met de woordenschat via Quizlet
Oefenen met de woordenschat via de online methode
Boek lezen
Ik vraag om extra uiteg
Slide 24 - Poll
Exit ticket
Lees 1 van de 4 artikelen en beantwoord daarbij de volgende vragen:
Noem een deelonderwerp uit de tekst.
Noem twee hoofdzaken uit de tekst.
Noem twee bijzaken uit de tekst.
Geef een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik.
Noteer 2 signaalwoorden + geef aan welk verband ze aangeven / Geef een alinea-verband aan + de alinea nummers van de verbonden alinea's.
Lever je antwoorden in > goed genoeg? > je kan zelf aan de slag. Niet goed? Extra uitleg volgen/met mij oefenen.