L'adjectif

  • Voca
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

  • Voca

Slide 1 - Tekstslide

Dans ce cours...
  • L'adjectif
  • Les couleurs

Slide 2 - Tekstslide

Welke Franse bijvoeglijke naamwoorden ken je al?
Denk aan de kleuren!

Slide 3 - Woordweb

L'adjectif (het bijvoeglijk naamwoord)
In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord zich aan het zelfstandig naamwoord aan. Kijk of dit woord enkelvoud, meervoud, mannelijk of vrouwelijk is en voeg de juiste letter(s) toe aan het bijvoeglijk naamwoord. Mannelijk enkelvoud is de basisvorm.

mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
+e
meervoud
+s
+es

Slide 4 - Tekstslide

La maison est ...
A
petit
B
petite

Slide 5 - Quizvraag

Tuna et Wail sont ...
A
sportif
B
sportifs

Slide 6 - Quizvraag

Le jardin est ...
A
grand
B
grande

Slide 7 - Quizvraag

Elles sont ...
A
français
B
françaises

Slide 8 - Quizvraag

bleu
rouge
violet
jaune
vert
noir

Slide 9 - Sleepvraag

Ma soeur est ...
A
content
B
contente
C
contents
D
contentes

Slide 10 - Quizvraag

C'est un placard ...
A
vert
B
verte
C
verts
D
vertes

Slide 11 - Quizvraag

Les garçons sont ...
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 12 - Quizvraag

Il a une chaise ...
A
bleu
B
bleue
C
bleus
D
bleues

Slide 13 - Quizvraag

L'adjectif (het bijvoeglijk naamwoord)
Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -e eindigt, komt er voor de vrouwelijke vormen geen -e bij!
Il est drôle / Elle est drôle

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -s eindigt, komt er voor mannelijk meervoud geen -s bij!
Il est français / Ils sont français

Slide 14 - Tekstslide

Elle est ...
A
drôle
B
drôlee
C
drôles

Slide 15 - Quizvraag

Elles sont …
A
drôle
B
drôlees
C
drôles

Slide 16 - Quizvraag

Le vélo est ...
A
gris
B
grise
C
grises

Slide 17 - Quizvraag

Les vélos sont ...
A
gris
B
grise
C
grises

Slide 18 - Quizvraag

L'adjectif (het bijvoeglijk naamwoord)
In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord.
De rode fiets = Le vélo rouge

Alleen grand en petit komen ervoor.
De kleine tuin = Le petit jardin

Als het werkwoord être ertussen staat, is de zinsvolgorde hetzelfde als in het Nederlands.

Slide 19 - Tekstslide

Vertaal: Het huis is groot.

Slide 20 - Open vraag

Vertaal: Mijn ouders zijn blij.

Slide 21 - Open vraag

Vertaal: De blauwe auto.

Slide 22 - Open vraag

Vertaal: Ik heb een rood bed.

Slide 23 - Open vraag