In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
proefwerk thema 1
verbranding en ademhaling
lees de vragen goed, neem de tijd!
Slide 1 - Tekstslide
bewering 1: Alleen als het koud is, adem je waterdamp uit.
A
juist
B
onjuist
Slide 2 - Quizvraag
bewering 2: De functie van de neusharen is het tegenhouden van grote stofdeeltjes.
A
juist
B
onjuist
Slide 3 - Quizvraag
bewering 3: Ingeademde lucht bevat minder waterdamp dan uitgeademde lucht.
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quizvraag
bewering 4: Als er weinig frisse lucht het klaslokaal binnenkomt kunnen bacteriën en virussen zich gemakkelijker verspreiden.
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
bewering 5: Bij gewone ademhaling vindt alleen buikademhaling plaats.
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quizvraag
bewering 6: In uitlaatgassen van een auto zit koolstofdioxide.
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Afb. 1 Huig en strotklepje in een bepaalde stand
In afbeelding 1 is een bepaalde stand van de huig en van het strotklepje weergegeven. Hierover gaan de beweringen 7 en 8.
bewering 7: Deze stand van de huig verandert als een slikbeweging wordt gemaakt.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quizvraag
bewering 8: Deze stand van het strotklepje verandert als een adembeweging wordt gemaakt
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Een kaars wordt in een potje gezet. In dit potje wordt een laagje water gegoten. De kaars wordt aangestoken en meteen daarna wordt een deksel op het potje gedaan (zie afbeelding 2). Hierover gaan de beweringen 9 en 10.
bewering 9: Het water wordt bij de verbranding verbruikt.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quizvraag
bewering 10: De kaars gaat uit doordat het kaarsvet opraakt.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Een jongen fietst rustig naar school. Plotseling ziet hij een eind voor zich een vriend fietsen. De jongen gaat harder fietsen zijn vriend in te halen (zie afbeelding 3). Hierover gaan de beweringen 11 tot en met 13.
bewering 11: Door het harder fietsen vindt er in het lichaam van de jongen meer verbranding plaats
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quizvraag
bewering 12: Door het harder fietsen gaat het hart van de jongen sneller kloppen.
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quizvraag
bewering 13: Tijdens het rustige fietsen komt er in het lichaam van de jongen meer warmte vrij dan tijdens het harde fietsen.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quizvraag
bewering 14: Als je slaapt, vindt er in je lichaam geen verbranding plaats.
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quizvraag
bewering 15: Vet is de meest gebruikte brandstof in het menselijk lichaam.
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quizvraag
In afbeelding 4 zijn enkele longblaasjes met een longhaarvat schematisch getekend. Enkele plaatsen zijn aangegeven met nummers. Hierover gaan de vragen 16 tot en met 18.
Afb. 4 Longblaasjes met een longhaarvat (schematisch).
Slide 17 - Tekstslide
vraag 16: Op welke plaats bevindt zich bloed dat rijk is aan koolstofdioxide?
A
plaats 1
B
plaats 2
C
plaats 3
Slide 18 - Quizvraag
vraag 17: Welk nummer geeft de plaats aan waar de lucht tijdens een uitademing naartoe stroomt?
A
nummer 1
B
nummer 2
C
nummer 3
Slide 19 - Quizvraag
vraag 18: Welke pijl geeft de richting aan waarin zuurstof gaat, pijl P of pijl Q?
A
pijl P
B
pijl Q
Slide 20 - Quizvraag
Een docent vraagt aan drie leerlingen hoe het komt dat de gaswisseling in de longen snel kan plaatsvinden. Rudolf antwoordt: ‘Doordat de longblaasjes een dunne wand hebben.’ Sander antwoordt: ‘Doordat een longblaasje een klein oppervlak heeft.’ Tijmen antwoordt: ‘Doordat alle longblaasjes samen een groot oppervlak hebben.’
Vraag 19 Welke leerling geeft, of welke leerlingen geven een goed antwoord op de vraag van de docent?
A
alleen Rudolf
B
alleen Sander
C
alleen Rudolf en Sander
D
alleen Rudolf en Tijmen
Slide 21 - Quizvraag
Bij de verbranding van een kaars komt energie vrij.
Vraag 20 In welke vorm(en) komt deze energie vrij?
A
in de vorm van licht
B
in de vorm van warmte
C
in de vorm van warmte koolstofdioxide
D
in de vorm van licht en warmte
Slide 22 - Quizvraag
Lees de tekst hieronder. Deze tekst hoort bij de vragen 21 tot en met 25.
Wim Hof (zie afbeelding 5) is bekend als de man die in staat is om naakt vijf kwartier lang in een bak met ijs te blijven zitten.
The Iceman, zoals zijn artiestennaam luidt, probeert zijn kouderecord steeds te verbeteren.
Hof verklaarde eerder dat hij in staat is tot zijn kouderecords door goed te trainen. ‘Ik kan bijvoorbeeld langer dan zes minuten mijn adem inhouden, en honderd keer opdrukken zonder adem. Daarnaast kan ik door ademhalingsoefeningen invloed uitoefenen op de warmte-kouderegeling van mijn zenuwstelsel. Ik heb een goede reflex om mijn aderen rondom mijn kerndelen, dus het hart en de longen, te vernauwen. Daardoor blijven die constant op 37 graden Celsius, terwijl de oppervlaktedelen van lichaam veel kouder zijn.’
(naar een artikel in De Volkskrant)
Slide 23 - Tekstslide
vraag 21 Wat gebeurt er met de verbranding in de kerndelen (hart en longen) van Wim Hof als hij in een bak met ijs gaat zitten?
A
Die neemt toe.
B
Die blijft gelijk.
C
Die neemt af.
Slide 24 - Quizvraag
vraag 22 En wat gebeurt er met de verbranding in de oppervlaktedelen (huid enz) van Wim Hof in de bak met ijs?
A
Die neemt toe.
B
Die blijft gelijk
C
Die neemt af.
Slide 25 - Quizvraag
vraag 23 Wim Hof beweegt niet veel in de bak met ijs. Is dat verstandig?
A
Nee, zo koelt hij nog verder af.
B
Het maakt niets uit of hij wel of niet beweegt.
C
Ja, zo koelt hij minder sterk af.
Slide 26 - Quizvraag
Vraag 24: Wat produceert Hof bij de verbranding in de bak met ijs?
A
Zowel koolstofdioxide als water.
B
Alleen koolstofdioxide.
C
Alleen water.
Slide 27 - Quizvraag
vraag 25: De lucht boven de bak met ijs is koud. Hoe kan Hof het beste ademhalen?
A
door de mond
B
door de neus
C
zowel door de mond als door de neus
Slide 28 - Quizvraag
vraag 26: Water speelt een rol bij de verbranding van kaarsvet. Wat voor rol?
A
Bij de verbranding van een kaars ontstaat water.
B
Bij de verbranding van een kaars wordt water verbruikt.
C
Bij de verbranding van een kaars wordt water omgezet in energie.
D
Bij de verbranding van een kaars wordt energie omgezet in water.
Slide 29 - Quizvraag
vraag 27: Wanneer iemand in rust opzettelijk enige tijd snel en diep adem heeft gehaald, verdwijnt de normale ademprikkel en treedt een kortdurende ademstilstand op. Wat gebeurt er dan met de hoeveelheid zuurstof in de lucht in de longblaasjes tijdens die ademstilstand?
A
De hoeveelheid zuurstof neemt af.
B
De hoeveelheid zuurstof neemt toe.
C
De hoeveelheid zuurstof blijft gelijk
Slide 30 - Quizvraag
vraag 28: Wat is de functie van de trilhaarcellen in het neusslijmvlies?
A
Het produceren van slijm.
B
Het opvangen van stofdeeltjes en ziekteverwekkers
C
Het keuren van de binnenstromende lucht.
D
Het verplaatsen van slijm naar de keelholte
Slide 31 - Quizvraag
vraag 29: Waaruit bestaat de luchtvervuiling die smog genoemd wordt vooral?
Slide 32 - Open vraag
In afbeelding 7 is het ademhalingsstelsel van de mens schematisch getekend.
Enkele delen zijn met nummers aangegeven. Over deze afbeelding gaan de vragen 30 tot en met 32.
Slide 33 - Tekstslide
vraag 31: Hoe heet deel 2?
Slide 34 - Open vraag
vraag 32: Hoe heet deel 7?
Slide 35 - Open vraag
vraag 33: In welk van de delen 3, 4 en 5 komen kraakbeenringen voor? Leg uit waarom ze nodig zijn.