Wortschatz KLT Havo

KLT-Wortschatz
Ich verfüge über einen so groß möglichen Wortschatz, damit ich die KLTs besser mache.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

KLT-Wortschatz
Ich verfüge über einen so groß möglichen Wortschatz, damit ich die KLTs besser mache.

Slide 1 - Tekstslide

 12 Substantive
Schreibe das Niederländische Wort auf OHNE Artikel.

Slide 2 - Tekstslide

1. Körper

Slide 3 - Open vraag

2. Lösung

Slide 4 - Open vraag

3. Nahrung

Slide 5 - Open vraag

4. Gedanken

Slide 6 - Open vraag

5. Bedrohung

Slide 7 - Open vraag

6. Fakten

Slide 8 - Open vraag

7. Forschung

Slide 9 - Open vraag

8. Forschungsergebnis

Slide 10 - Open vraag

9. Zahlen

Slide 11 - Open vraag

10. Ziel

Slide 12 - Open vraag

11. Umwelt

Slide 13 - Open vraag

12. Gerät

Slide 14 - Open vraag

8 Verben
Schrijf alleen het woord op de open plek op (in het Nederlands).

Slide 15 - Tekstslide

1. den Gewinn steigern =
de winst ...

Slide 16 - Open vraag

2. eine Meinung vertreten
= een mening ...

Slide 17 - Open vraag

3. ein Ziel anstreben
= naar een doel ...

Slide 18 - Open vraag

4. etwas betonen
= iets ...

Slide 19 - Open vraag

5. auf ein Problem hinweisen
= op een probleem ...

Slide 20 - Open vraag

6. Aus dem Kommentaren geht hervor
= uit de commentaren ...

Slide 21 - Open vraag

7. eine Firma finanziell unterstützen
= een firma financieel ...

Slide 22 - Open vraag

8. bessere Qualität liefern
= betere kwaliteit ...

Slide 23 - Open vraag

1. völlig

Slide 24 - Open vraag

2. harmlos

Slide 25 - Open vraag

3. Das Risiko ist erheblich
= het risico is ...

Slide 26 - Open vraag

4. Ich fühle mich bedroht
= Ik voel me ...

Slide 27 - Open vraag

5. ein unerklärliches Phänomen
= een ... fenomeen

Slide 28 - Open vraag

6. Das ist relativ leicht.
= Dat is betrekkelijk ...

Slide 29 - Open vraag

7. Das Gerät ist nicht billig.
= Het apparaat is niet ...

Slide 30 - Open vraag

8. am frühen Morgen
= op de ... morgen

Slide 31 - Open vraag