Nakijken dialoog 11. Wij weten het nog niet.
2. Wat voor kleren wil/ga je dragen?
3. Ik ga nu naar de winkel om nieuwe kleren te kopen.
4. Ik ga met jou naar de winkel, ok?
5. Achter de school.
Nakijken dialoog 21. Ik wacht op jou in het restaurant.
2. Waarom?
3. Echt? Nou, ik ga ook kijken!