Paragraaf 5.2 - Waar kun je werken?

Welkom, wat fijn dat je er bent!
Dit heb je nodig:
  1. Ga op de juiste plek zitten
  2. Kauwgom uit / eten en drinken weg
  3. Open je boek op blz. 136
  4. Open je schrift voor een opdracht
  5. Pak je rekenmachine

Leerlingen die online les volgen: camera's aan en gezicht in beeld, de hele les anders absent.

timer
3:00
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom, wat fijn dat je er bent!
Dit heb je nodig:
  1. Ga op de juiste plek zitten
  2. Kauwgom uit / eten en drinken weg
  3. Open je boek op blz. 136
  4. Open je schrift voor een opdracht
  5. Pak je rekenmachine

Leerlingen die online les volgen: camera's aan en gezicht in beeld, de hele les anders absent.

timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan wij deze les doen?
Paragraaf  5.2 behandelen door middel van:
-Uitleg
-Herhalen uitleg m.b.v. LessonUp
-Zelfstandig werken




Slide 2 - Tekstslide

Nettoloon = brutoloon - (....+....)
A
Verzekeringen en pensioen
B
Sociale premies en verzekeringen
C
Sociale premies en belasting
D
Toeslag en belasting

Slide 3 - Quizvraag

Lesdoelen 5.2

- Welke ondernemingsvormen zijn er?
- Hoe is een bedrijf georganiseerd?

- In welke sectoren kun je werken?

Slide 4 - Tekstslide

Wat zou, anders dan salaris, een reden zijn om te gaan werken?

Slide 5 - Woordweb

Arbeidsmotieven
Arbeidsmotieven zijn redenen om te willen werken. Mensen werken om:
  • Een inkomen te verdienen.
  • Nuttig en zinvol bezig te zijn.
  • Contact met andere mensen, klanten of collega’s te hebben.
  • Regelmaat aan je leven te geven.
  • Je te ontwikkelen doordat je nieuwe dingen leert.

Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandig ondernemer
De meeste mensen met een baan zijn als werknemer in loondienst. Een zelfstandige is niet loondienst. Hij verdient met een eigen onderneming zijn inkomen.

Een zzp’er is een zelfstandige zonder personeel.

Slide 7 - Tekstslide

Ondernemingsvorm
Een zelfstandig ondernemer moet zich inschrijven bij de Kamer van Koophandel (KvK) en een ondernemingsvorm kiezen. Dat kan bijvoorbeeld een eenmanszaak zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Eenmanszaak

  • 1 eigenaar die zelf de leiding heeft
  • Kan personeel hebben
  • Schulden evt betalen met privégeld
  • bijv. zzp'er
Vof (Vennootschap onder firma)
  • 2 of meer eigenaren (ven-noten/firmanten)
  • Kan personeel hebben
  • Schulden evt betalen met privégeld 
Voordelen:
  • Samen meer geld inbrengen
  • Taken verdelen
  • Bedrijf gaat door als één van de vennoten ziek wordt

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

BV (Besloten Vennootschap)  
  • Eigenaren zijn aandeelhouders
  • Directeur in loondienst
  • Niet iedereen kan aandelen kopen                        
  • Aandelen kunnen meer waard worden
  • Uitkering van winst aan aandeelhouders -> dividend
  • Failliet? -> aandelen kwijt
NV (Naamloze Vennootschap)
  • Eigenaren zijn aandeelhouders  
  • Directeur in loondienst
  • Iedereen kan aandelen kopen                                          
  • Aandelen kunnen meer waard worden
  • Uitkering van winst aan aandeelhouders -> dividend
  • Failliet? -> aandelen kwijt
Geen risico privévermogen!!

Slide 11 - Tekstslide

Arbeidsverdeling
Arbeidsverdeling gebeurt binnen elk bedrijf of organisatie. Taken worden verdeeld en iedere medewerker doet waar hij goed in is.

Je hebt dan elk je eigen specialisatie.
Het werk is bijvoorbeeld verdeeld in leidinggevende en uitvoerende taken.

Slide 12 - Tekstslide

Maatschappelijke arbeidsverdeling
De productie in ons land is verdeeld over allerlei bedrijven (bijvoorbeeld bedrijven die huizen bouwen, voedsel produceren, enzovoort).

Specialisatie kan nog verder gaan: onder voedselproducenten zijn groentetelers, maar ook broodbakkers of kippenboeren.
Door zich te specialiseren kunnen bedrijven meer produceren en betere kwaliteit leveren.

Slide 13 - Tekstslide

Maatschappelijke arbeidsverdeling
In onze samenleving vinden arbeid en productie plaats in de volgende vier productiesectoren.

1. Primaire sector: Landbouw, visserij en delfstoffenwinning
2. Secundaire sector: Industrie, bouw en ambachten
3. Tertiaire sector: Commerciële dienstverlening
4. Quartaire sector: Niet-commerciële dienstverlening

Slide 14 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maken vanaf blz. 136  
vraag 11 t/m 24


timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Hoe heet het register waar je de eenmanszaak moet inschrijven?
A
Verkoopregister
B
Kamer van Koophandel register
C
handelsregister
D
Belastingregister

Slide 16 - Quizvraag

Bij welke vorm hoort dit: Eigenaren zijn aandeelhouders
A
Eenmanszaak
B
Besloten Vennootschap
C
Vennootschap onder firma

Slide 17 - Quizvraag

Welk van de vier is GEEN ondernemingsvorm?
A
Eenmanszaak
B
V.o.F
C
B.V.
D
A.P.

Slide 18 - Quizvraag

Bij welke vorm hoort dit NIET: Schulden worden eventueel betaald uit privégeld.
A
Vennootschap onder firma
B
Eenmanszaak
C
Naamloze vennootschap

Slide 19 - Quizvraag

Van welk soort bedrijf zouden jij en ik aandelen kunnen kopen?
A
Eenmanszaak
B
Besloten vennootschap
C
Vennootschap onder firma
D
Naamloze vennootschap

Slide 20 - Quizvraag