H5.1 les verbranden 1 van 2

Planning
- Kort bespreken Toets H4
- Opstarten H5 Energie
- Zelfstandig werken
- Afsluiten
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning
- Kort bespreken Toets H4
- Opstarten H5 Energie
- Zelfstandig werken
- Afsluiten

Slide 1 - Tekstslide

H5 Energie

Slide 2 - Tekstslide

H 5.1 Verbranden ( 1/2 )
Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen deze les:
Na deze les kun je: 
  1. Uitleggen wat een vlam eigenlijk is.
  2. De soorten vlammen benoemen en beschrijven.
  3. uitleggen waarom je brandstoffen verbrand en hiervan enkele voorbeelden noemen.

Slide 4 - Tekstslide

Lees alinea "Verbranden" blz 108
Wat ging er mis en hoe kwam dit?

Slide 5 - Open vraag

Vlam

Slide 6 - Woordweb

Wat is een vlam?
  • Chemische reactie
  • Brandstof en zuurstof
  • Brandbare gassen verbranden
  • Komt veel warmte vrij 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Twee soorten vlammen

Onvolledige verbranding
Volledige verbranding


Slide 9 - Tekstslide

Waarom verbrand je brandstof?

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een vlam? ( kies het meest complete antwoord)
A
Chemische reactie tussen water en stroom
B
Chemische reactie tussen zuurstof en een brandstof
C
Chemische reactie tussen gasvormige brandstof en zuurstof waarbij warmte vrij komt
D
brand

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de kleur van een vlam bij een volledige verbranding?
A
Groen geel
B
Geel rood
C
Blauw of kleurloos
D
roetdeeltjes zwart

Slide 12 - Quizvraag

brandstof verbrand je, om energie te krijgen.
A
Waar
B
Onwaar

Slide 13 - Quizvraag

Afsluiting
Huiswerk:  Maak H5.1  vraag 1 t /m 16

Leerdoelen uitwerken:
  1. Uitleggen wat een vlam eigenlijk is.
  2. De soorten vlammen benoemen en beschrijven.
  3. Uitleggen waarom je brandstoffen verbrand en hiervan enkele voorbeelden noemen.  

Slide 14 - Tekstslide

Energie
5.1 Verbranden 
5.2 Verwarmen
5.3 Brandstof en milieu
5.4 Energie omzetten

Slide 15 - Tekstslide

Planning
Afmaken 5.1
Uitleg 5.2
Zelfstandig werken aan 5.2
Afsluiting

Slide 16 - Tekstslide

Welke onderwerpen hebben we vorige keer behandeld?

Slide 17 - Woordweb

Lesdoel
Noem minimaal 3 lesdoelen voor vandaag.

Slide 18 - Tekstslide

5.2  Verbranding
Fossiele brandstoffen = brandstoffen die zijn ontstaan uit de resten van dode planten en dieren. Ze zijn niet duurzaam, omdat ze op een gegeven moment op zijn. 

In fossiele brandstoffen zit chemische energie. Bij de verbranding ontstaan nieuwe energiesoorten, zoals  warmte en stralingsenergie.



 


Slide 19 - Tekstslide

Welke energiebronnen
ken jij nog meer?

Slide 20 - Woordweb

 Aardgas verbranden
Bijvoorbeeld in de CV ketel

Aardgas wordt gemengd met lucht (zuurstof)

De warmte wordt in de ketel aan het water "doorgegeven"

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Warmtetransport

1. Geleiding
De moleculen in vaste stoffen geven de warmte door
2. Stroming
De warme stof (vloeistof of gas) gaat bewegen
3. Straling
De warmte beweegt door een ruimte zonder gebruikt te maken van een tussenstof

Slide 23 - Tekstslide

Isoleren
Warmtetransport tegengaan om warmte binnen te houden
geleiding
  • De warmte beweegt door muren en ruiten heen
stroming
  • Stromende lucht neemt warmte mee naar buiten
straling
  • De "warme" muren en ruiten stralen warmte uit

Slide 24 - Tekstslide

Hoe kan je thuis elektrische
energie bezuinigen?

Slide 25 - Woordweb

Wat is
duurzame
energie?

Slide 26 - Woordweb

Energie en warmte
Het symbool van energie is E en de eenheid is joule (J).
Elektrische energie (stopcontact)
Bewegingsenergie (als iets beweegt)
Chemische energie (als brandstof: voedsel, benzine)
Stralingsenergie (warmte, licht, UV)
Kernenergie (door verandering in atoomkernen)
Warmte (Q in J) (nodig voor meer bewegen van moleculen)

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Waar of niet waar?
In een sauna is het op de bovenste zitplaatsen veel warmer dan op de onderste zitplaatsen.
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Met welke vlam verwarm je vloeistoffen in een indampschaaltje?
A
Gele vlam
B
Kleurloze vlam
C
Blauw ruisende vlam

Slide 30 - Quizvraag

Wat zal er gebeuren met de snelheid van de moleculen tijdens het verwarmen van het water?
A
die zal toenemen
B
die zal afnemen
C
die zal gelijk blijven
D
dat hangt af van de soort stof

Slide 31 - Quizvraag

Waardoor ontstaat de warmte in de verwarmings-ketel van een centrale verwarming?
A
In de boiler te verwarmen
B
door aardgas te verbranden
C
door de radiatoren open te draaien
D
door zonne-warmte op te vangen

Slide 32 - Quizvraag

Een zonnecollector gebruikt de energie van de zon om water te verwarmen
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Je gaat ijs verwarmen. In welke volgorde komen de faseovergangen dan voor?
A
eerst smelten, dan condenseren
B
eerst smelten, dan stollen
C
eerst smelten, dan verdampen
D
eerst verdampen, dan condenseren

Slide 34 - Quizvraag

Het water kookt. Als je dan doorgaat met verwarmen: bij
A
Gaat de temperatuur van het water verder omhoog
B
Blijft de temperatuur van het water gelijk
C
Gaat de temperatuur van het water naar beneden

Slide 35 - Quizvraag

Afsluiting
Benoem de belangrijkste punten die we zojuist hebben behandeld.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video