NUN 1F-2F-B Formuleren H.1 Samenhang in je tekst; 1.3 Signaalwoorden

les-informatie
lesdoel   uitleggen / herhalen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B
             Formuleren H.1 Samenhang in je tekst
auteur   MB
datum   febr. 2022 en april 2023

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nederlands voor anderstaligenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

les-informatie
lesdoel   uitleggen / herhalen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B
             Formuleren H.1 Samenhang in je tekst
auteur   MB
datum   febr. 2022 en april 2023

Slide 1 - Tekstslide

onderwerp: samenhang in je tekst

voorbeeld van een samengestelde zin met verwijswoord en signaalwoord, en meer persoonsvormen:
Je zorgt dat jouw woordenlijst op tafel ligt, zodat je onmiddellijk een onbekend woord kunt noteren.

Slide 2 - Tekstslide

Samenhang in je tekst

We herhalen de stof uit periode 2.

We doen dit zonder boek.

Slide 3 - Tekstslide

Formuleren. Samenhang in je tekst   1.1 Zinsbouw
losse zinnen
Bijv. De cliënt was ongedurig. Hij reed de hele nacht in zijn rolstoel over de afdeling.

samengestelde zinnen
Bijv. De cliënt was ongedurig, daardoor reed hij de hele nacht in zijn rolstoel over de afdeling.

Slide 4 - Tekstslide

de samengestelde zin
voegwoorden
maken duidelijk wat het verband is tussen de delen
- werkwoorden
twee of meer persoonsvormen van het werkwoord
Bijv. De peuter was verdrietig, daarom troostte de leidster hem.
- woordvolgorde
kan veranderen door het voegwoord >>>

Slide 5 - Tekstslide

woordvolgorde in een samengestelde zin, voorbeelden
Omdat de cliënt boos was, vroeg ik mijn collega om hulp.
voegwoord                pv       pv
                              (zijn)    (vragen)

De cliënt was tevreden, want er werd goed naar haar geluisterd.
              pv                               pv                      voltooid dw
             (zijn)                         (worden)                  (luisteren)              


Slide 6 - Tekstslide

Samenhang in je tekst  1.2 Verwijswoorden 
(p.196-202)
verwijswoorden
- verwijzen naar een persoon, ding, gebeurtenis
- bijv. zij, hem, ze         p.197
- bijv. deze, dat            p.198
- bijv. jouw, onze          p.201
- bijv. hier, wanneer    
- bijv. ervoor, daaronder    >>>
wijzen (ww)      - een richting aangeven
verwijzen (ww) - naar iets sturen
de verwijzing    - tekst om je naar een
           andere plaats/persoon te sturen

Slide 7 - Tekstslide

voorbeelden met verwijswoorden
De cliënten zitten in de grote zaal en zij drinken thee.
Ik help graag bejaarde mensen, die vind ik boeiend.
Je moet jouw dagverslag nog controleren op spelling.
In dit zorgcentrum besteden we veel aandacht aan de sfeer in de huiskamer. Het moet hier gezellig zijn.
Op de bovenste plank liggen de handdoeken, daaronder liggen de luiers.

Slide 8 - Tekstslide

Samenhang in je tekst    1.3 Signaalwoorden
signaalwoorden [sinjaal]
- tekstverband: Wat hebben twee zinnen/alinea's met elkaar te maken.
Bijv. tegenstelling, reden, volgorde

- boek B lijst op p.231
- boek A lijst op p.208

Slide 9 - Tekstslide

voorbeelden van tekstverbanden
tegenstelling 
Ik vind de opleiding zinvol, maar wel zwaar.
reden
Ik volg deze opleiding, want ik wil een mbo-2-diploma halen.


Slide 10 - Tekstslide

taalverwervingstip      NU Nederlands online

Slide 11 - Tekstslide

huiswerk voor volgende week
Formuleren
alles leren en maken van p.192 tot en met p.206

Slide 12 - Tekstslide

tekstverbanden en signaalwoorden                    boek A  p. 208
                           [sinjaal]                               boek B  p. 231
In een tekst staat informatie die bij elkaar hoort.
Het kan bijvoorbeeld gaan om:






    
het tekstverband
de functie
bijbehorende signaalwoorden
de opsomming
meer van hetzelfde
en, ook, bovendien, tevens,...
ten eerste, ten tweede, ...
de tegenstelling
juist niet hetzelfde
maar, toch, hoewel, desondanks, ...
enerzijds --- anderzijds ---, ...
het argument
uitleg waarom
daarom, want, omdat, immers,
dat blijkt uit ...
de oorzaak - het gevolg
er gebeurt iets en daardoor gebeuren er andere dingen
doordat, als gevolg van, zodat,
het komt door ...

Slide 13 - Tekstslide

p.203 woordenschat 1                                maak maar een foto
het bestek    - vork, mes, lepel
vouwen        - een ding dag groot en dun is 'kleiner' maken
het servet     - doek om vingers en mond schoon te maken 
                      tijdens de maaltijd
de
groene zeep - zachte zeep, bijna vloeibaar, om schoon te maken
geparfumeerd - met parfum, met geur-stof
typisch           - hier: speciaal voor deze soort; kenmerkend

Slide 14 - Tekstslide

p.203 woordenschat II                               maak maar een foto
de beveiliger           - beroep: persoon die controleert of een
                          gebouw en de personen die erin zijn veilig zijn
te werk gaan           - hoe je moet werken; hoe je het werk doet
waarborgen (ww)     - verzekeren; zorgen dat het zo gaat
het evenement - grote activiteit (bijv. vrijmarkt op Koningsdag) 
het object                - hier: het gebouw, het terrein
toezicht houden op   - letten op, controleren
de directe omgeving - wat dicht in de buurt is


Slide 15 - Tekstslide

p.203 woordenschat III
het risico                   - kans op gevaar, kans op een probleem
de blokkade               - iets staat in de weg; je kan er niet door
de vluchtroute            - hier: de weg naar buiten
signaleren (ww)          - [sinjaaleeren] zien en horen (dat er iets
                                   aan de hand is)
de locatie                   - de plaats, het gebouw
te allen tijde               - altijd, steeds (formeel taalgebruik)
het persoonlijke letsel - de wond (iets v.h. lichaam gaat kapot)

Slide 16 - Tekstslide

signaalwoorden
Bestudeer de theorie op p.203:
doel - uitleg - voorbeeld.

Maak opdracht 1 op p.204.
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

p.204, opdracht 1
1 - e
2 - g
3 - h
4 - b
5 - a
6 - c
7 - d
8 - f       m.b.v.

Slide 18 - Tekstslide

vervolg
Maak opdracht 2 en 3 op p.204-205.

Slide 19 - Tekstslide

p.204, opdracht 2   Noteer het juiste signaalwoord.
Let op de volgorde van persoonsvorm v.h. ww en het onderwerp
1. Vervolgens gaan we                                           tijd
2. dus je kunt ze nog niet in de grondverf zetten.     conclusie
3. terwijl ik koffie en thee zet?                                tijd
4. Als je een goedkope vlucht wilt boeken,               voorwaarde
5. maar ze heeft het niet gehaald.                         tegenstelling
6. en *renoveren we de badkamer.                          opsomming
7. zodat je beschermd bent tegen giftige stoffen.     middel-doel
8. Nadat je de bestanden hebt opgeslagen,              tijd

*In het eerste deel van de zin vindt al inversie plaats doordat 'In januari' op de eerste plaats staat.

Slide 20 - Tekstslide

instructie voor het vervolg
p.204 en 205, opdracht 3
Je gaat een recept voor een omelet schrijven.
Een omelet bestaat uit eieren en melk/water en eventueel kruiden, groenten en zout. Hij wordt gebakken in olie of boter.
De eerste stap staat in blauwe letters bovenaan de oefening.

p.205 opdracht 4 tot en met 7
Je bedenkt zelf met welke woorden je de zinnen gaat voltooien.
timer
10:00
de decaan - persoon op school die info geeft over beroepen

Slide 21 - Tekstslide

p.204-205, opdracht 3; individuele antwoorden
Het recept voor een omelet. (instructieve tekst)    Voorbeeld
a. Eerst pak je een grote koekenpan en drie eieren.
1. Dan neem je een kom en breek je de eieren boven de kom.
2. Vervolgens klop je de eieren, met de melk, het zout en de kruiden door elkaar.
3. Daarna giet je het eier-mengsel in een ingevette warme pan.
Je laat het eiermengsel tien minuten onder een deksel stollen.
4. Tot slot controleer je of de omelet stevig is, en dan draai je hem om. Wacht nog tien minuten. Eet smakelijk!

Slide 22 - Tekstslide

p.205, opdracht 4, individuele antwoorden
voorbeelden
1. Ik wil in de vakantie graag wat extra geld verdienen, 
omdat ik veel geld nodig heb voor mijn schoolboeken.
omdat ik tijdens het schooljaar minder tijd heb om te werken.
omdat ik aan het sparen ben voor een nieuwe laptop.

2. De studiecoach was onze afspraak vergeten.
Daarom bood zij haar excuus aan.
Daarom hebben wij voor volgende week een nieuwe afspraak gemaakt.

Slide 23 - Tekstslide

p.205, opdracht 4, individuele antwoorden                  west
voorbeelden
3. De trein had een half uur vertraging.
Om die reden heb ik een hekel aan reizen met het OV.
Om die reden ben ik te laat gekomen op mijn stage.           oost
Om die reden waren veel reizigers chagrijnig.

4. In het oosten van het land heeft het flink gestormd.
Daardoor zijn er veel bomen omgewaaid.
Daardoor is er veel storm-schade in het natuurgebied.
Daardoor zaten sommige mensen in angst.

Slide 24 - Tekstslide

p.205, opdracht 5, individuele antwoorden
voorbeelden
1. In het weekend werk ik in de bioscoop,
maar ik heb nooit tijd om een hele film te kijken.
maar ik houd helemaal niet van films.
maar ik krijg wel hoofdpijn door het laat werken.

2. Ella houdt helemaal niet van noten.
Toch werkt zij in een notenkraam op de vrijdagmarkt.
Toch bakt zij amandelkoekjes voor haar grootouders.
Toch koopt zij die elke week voor haar kinderen.

Slide 25 - Tekstslide

p.205, opdracht 5, individuele antwoorden
voorbeelden
3 Mark gaat altijd met de scooter naar zijn werk. 
Vandaag gaat hij echter met de bus.
Vandaag gaat hij echter fietsen.

4. Vanavond gaat de EHBO-cursus door, 
ondanks dat niet iedereen door de OV-staking kan komen.
ondanks dat de EHBO-examens morgen al zijn.
ondanks dat de trainingsruimte niet verwarmd kan worden.

Slide 26 - Tekstslide

p.206, opdracht 6, individuele antwoorden
voorbeelden
1 Op onze sportschool kun je kiezen uit verschillende trainingen,
zoals zelfverdediging en gewichtsheffen.
2 In dit schap staan de zuivelproducten,
bijvoorbeeld melk, karnemelk en chocoladevla.

3 Ik kijk naar allerlei series.
Zo ben ik gek op de afleveringen van Frost (detective)
Zo zit ik heerlijk te zwijmelen bij romantische verhalen.


Slide 27 - Tekstslide

p.206, opdracht 7, individuele antwoorden
voorbeelden
1 Ik zou in de toekomst in de zorg willen werken, want ik houd ervan om voor andere mensen te zorgen.

2 Als ik werk in de zorg, dan moet ik ouderen helpen om zo zelfstandig mogelijk te leven.

3 Bij de verzorging horen werkzaamheden zoals helpen bij het wassen en het aankleden.

Slide 28 - Tekstslide

p.206, opdracht 7, individuele antwoorden
voorbeelden
4 Een voordeel van werken in de zorg is dat ik veel contact heb met mensen. Daarentegen is er het nadeel dat ik ook veel problemen te horen krijg.

5 Indien ik in de zorg wil werken, (dan) moet ik mijn diploma helpende zorg en welzijn mbo-2 halen. Bovendien moet ik ook in het weekend beschikbaar zijn.

Slide 29 - Tekstslide

p.206, opdracht 7, individuele antwoorden
voorbeelden
6 Ik acht mijzelf geschikt voor het werken in de zorg, omdat ik betrokkenheid voel bij hulpbehoevende mensen. Bovendien kan ik hard werken.

Slide 30 - Tekstslide