Thema 3 BS 8, bloedgroepen

Vandaag
korte uitleg Bloedgroepen
zelf aan het werk met opgaven

Donderdag: practicum schapenhart
Vrijdag: herhaling  hoofdstuk 3 

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Vandaag
korte uitleg Bloedgroepen
zelf aan het werk met opgaven

Donderdag: practicum schapenhart
Vrijdag: herhaling  hoofdstuk 3 

Slide 1 - Tekstslide

Bloedgroepen en bloedtransfusies

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
korte uitleg Bloedgroepen
zelf aan het werk met opgaven

Donderdag: practicum schapenhart
Vrijdag: herhaling  hoofdstuk 3 

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer? 
Antigeen en Antistof?

Slide 4 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer? Antigeen en Antistof
Antigeen en Antistof?

Slide 5 - Tekstslide

Antigenen
Alle cellen hebben antigenen aan de buitenkant:
  • De antigenen aan de buitenkant van je eigen cellen zijn lichaamseigen
  • Ziekteverwekkers hebben andere antigenen dan jouw eigen cellen, die zijn lichaamsvreemd

Slide 6 - Tekstslide

witte bloedcellen
lymfocyten(=soort witte bloedcel) maken antistoffen 

Slide 7 - Tekstslide

Antistoffen passen op de antigenen van de indringer en sluiten deze in, waardoor deze onschadelijk wordt gemaakt.

Slide 8 - Tekstslide

Antigenen op de bloedcellen
Op je rode bloedcellen zitten antigenen, die noem je ook wel bloedfactoren.

Afhankelijk van welke antigenen er op je rode bloedcellen zitten heb je een bepaalde bloedgroep.



Slide 9 - Tekstslide

Antistoffen in het bloed
Elke bloedgroep heeft de antistoffen in het bloed tegen de antigenen die er niet zijn. Dit is aangeboren.




Slide 10 - Tekstslide

Klontering
Als je antiB en bloed met bloedcellen met antigeen B samenvoegt gaat het klonteren.


(Het effect van de klontering 
kun je gebruiken om de
bloedgroep van iemand te bepalen).




Slide 11 - Tekstslide

Bloedgroep A
Bloedgroep A heeft antigen A op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit antistof B

Slide 12 - Tekstslide

Bloedgroep B
Bloedgroep B heeft antigen B op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit antistof A

Slide 13 - Tekstslide

Bloedgroep AB
Bloedgroep AB heeft antigen A en B op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit geen antistoffen

Slide 14 - Tekstslide

Bloedgroep 0
Bloedgroep 0 heeft geen antigenen op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit antistof A en B

Slide 15 - Tekstslide

Bloedtransfusie
Klontering moet je vermijden bij een bloedtransfusie.

De antistoffen uit het donorbloed spelen maar een verwaarloosbare rol, het gaat vooral mis door de antistoffen bij de ontvanger!




Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Trucje
Een makkelijke manier om dat te onthouden is de afbeelding hiernaast!

Slide 18 - Tekstslide

Bloedgroepen verdeling over de wereld

Slide 19 - Tekstslide

Bloedgroepen
Sleep naar de juiste plaats
Antistof A
Antistof B
Antistof A en antistof B
Geen antistoffen
Antigen A
Antigen B
Antigen A en antigen B
Geen antigenen

Slide 20 - Sleepvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 21 - Quizvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben geen antistoffen
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Video

Aan welke bloedgroep kan O geven
A
A
B
B
C
AB
D
Alle bloedgroepen

Slide 24 - Quizvraag

Iemand heeft bloedgroep AB.
Deze persoon kan donor zijn voor mensen met de bloedgroepen...
A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 25 - Quizvraag

Klontering
Als je antiB en bloed met bloedcellen met antigeen B samenvoegt gaat het klonteren.


Het effect van de klontering 
kun je gebruiken om de
bloedgroep van iemand te bepalen.




Slide 26 - Tekstslide

Klontering
A = linkerdruppel
B = rechterdruppel

Na toevoegen van anti-A of anti-B vind er wel of geen klontering plaats

Slide 27 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Lees BS 3.8, bloedgroepen, 
Maak oefeningen 1 t/m 5

Donderdag: practicum schapenhart

Vrijdag: herhaling  hoofdstuk 3  
(specifieke vragen? geef het door!)

Slide 28 - Tekstslide

Klontering
P

A = geklonterd
B = niet geklonterd

Geeft aan bloedgroep
A

Slide 29 - Tekstslide

Klontering
Q

A = niet geklonterd
B = geklonterd

Geeft aan bloedgroep
B

Slide 30 - Tekstslide

Klontering
R

A = geklonterd
B = geklonterd

Geeft aan bloedgroep
AB

Slide 31 - Tekstslide

Klontering
S

A = niet geklonterd
B = niet geklonterd

Geeft aan bloedgroep
O

Slide 32 - Tekstslide

Ik heb onbekend bloed en ik voeg anti-A toe. Het bloed gaat klonteren.
Welke bloedgroep is het?
A
Dat weet je niet
B
B
C
AB
D
A

Slide 33 - Quizvraag

Aan de slag
Practicum hartslagfrequentie

Eindproef

EBS 10

Extra stof: bloeddruk en uitleg in deze lessonup

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Bedenk of het bloed gaat klonteren
- Patient met bloedgroep A krijgt bloed van een donor met bloedgroep B
- Patient met bloedgroep AB krijgt bloed van een donor met bloedgroep B
- Patient met bloedgroep 0 krijgt bloed van een donor met bloedgroep A
- Patient met bloedgroep B krijgt bloed van een donor met bloedgroep 0
- Patient met bloedgroep A krijgt bloed van een donor met bloedgroep AB

Slide 36 - Tekstslide

Bloeddruk
Bloeddruk meet je in mm kwikdruk die kan worden weggedrukt met de druk die in je armslagader wordt uitgeoefend. 
Dit meet je op twee momenten:
- de bovendruk: de hoogste druk: het bloed kan alleen door als het hart samentrekt
- de onderdruk: als het bloed gelijkmatig door kan stromen

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Zelfstandig werken
We hebben het hoofdstuk af. in de week voor de herfstvakantie hebben jullie een proefwerk over basisstof 1 t/m 10


Slide 40 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
Antigeen = ?
Antistof = ?

Slide 41 - Tekstslide

Zoveel soorten antigenen en antistoffen
Ieder soort bacterie of ziekteverwekker heeft een uniek type antigeen (herkenningseiwit).

Dat betekent dat voor ieder type antigeen een apart soort antistof gemaakt moet worden.

Slide 42 - Tekstslide

Bloed krijgen en geven
Als je bloed krijgt,
krijg je alleen de rode bloedcellen (niet de antistoffen).

Stel je hebt bloedgroep A. Van welke bloedgroep kan je bloed ontvangen?

Slide 43 - Tekstslide

Bloedtransfusie
Klontering moet je vermijden bij een bloedtransfusie.

De antistoffen uit het donorbloed spelen maar een verwaarloosbare rol, het gaat vooral mis door de antistoffen bij de ontvanger!




Slide 44 - Tekstslide

Bloedtranfusie
Om te bepalen welk bloed iemand kan ontvangen moet je dus bepalen welke antistoffen iemand heeft/ maakt.

Bloedgroep A maakt Anti-B en mag dus geen bloedcellen met antigeen B ontvangen. Dit is bloedgroep B en bloedgroep AB.



Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Video