In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Check
1) Laptop op tafel
2) Telefoon in de zak naast de deur
Slide 1 - Tekstslide
Nederlands les 2 - 2F
Gericht luisteren - Intensief luisteren
Slide 2 - Tekstslide
Aan het einde van de les weet je hoe je gericht en intensief leert luisteren.
Aan het einde van de les kun je bij een beeld- of geluidsfragment vragen beantwoorden volgens het stappenplan.
Programma
Doelen
1. Warmloper
2. Onderwerp, hoofdgedachte, sleutelwoorden
3. Je leert het verschil tussen gericht luisteren en intensief luisteren.
4. Tips & aan de slag
5. Nabespreken van de les
Slide 3 - Tekstslide
Waar denk je aan bij het examen:
Begrijpend lezen?
Slide 4 - Tekstslide
Onderwerp, hoofgedachte, sleutelwoorden
Slide 5 - Tekstslide
Sleutelwoorden
Sleutelwoorden zijn de belangrijkste woorden uit een zin of tekst. Ze hebben altijd te maken met het onderwerp van de tekst.
Slide 6 - Tekstslide
Onderwerp
- Eén of een paar woorden.
- Vaak een zelfstandig naamwoord met iets erbij. - Het onderwerp wordt vaak in de titel vermeld.
Slide 7 - Tekstslide
Hoofgedachte
- Kortst mogelijke samenvatting van de tekst - Geformuleerd in één zin of één zin met een bijzin. - De hoofgedachte staat bijna nooit letterlijk in de tekst.
- Stel jezelf de vraag wat de hoofgedachte over het onderwerp zegt. - Vaak in de inleiding en het slot.
Slide 8 - Tekstslide
1. Wat is het onderwerp?
2. Wat is de hoofgedachte?
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Gericht of intensief luisteren
Slide 11 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen gericht luisteren en intensief luisteren?
Slide 12 - Woordweb
Theorie 1 – Gericht luisteren naar een gesproken tekst
Gericht luisteren = luisteren zonder aan alles evenveel aandacht te besteden en op zoek gaan naar de informatie die je nodig hebt.
Als je de informatie hoort die je nodig hebt, dan ga je intensief luisteren (= aandachtig luisteren)
Slide 13 - Tekstslide
De 5 W-vragen + 1 H
Wie: over wie gaat het?
Wat: wat is er precies gebeurd?
Waar: op welke plek is het gebeurd? Dit kan heel specifiek zijn, bijvoorbeeld een straatnaam
Wanneer: op welke datum/tijdspad is het feit gebeurd of gaat er iets gebeuren?
Waarom: waarom is het gebeurd?
Hoe: hoe is het gebeurd?
Slide 14 - Tekstslide
Stappenplan lees- en luistertekst:
- Aantekeningen tijdens luisteren/kijken: -> schriftelijk met steekwoorden
- Markeer info die nodig is om te kunnen samenvatten
- Vat gesproken tekst samen
- Controle: heb je alle belangrijke info?
Slide 15 - Tekstslide
Luisterfragment
Opdracht: Bepaal de hoofgedachte.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
De hoofdgedachte is:
A
Amalia wordt 18 jaar en wordt koningin.
B
Amalia bezoekt regelmatig een psycholoog
C
Amalia gaat het anders doen dan haar vader.
D
Amalia vertelt over haar leven in een boek.
Slide 18 - Quizvraag
Snap je het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte?
😒🙁😐🙂😃
Slide 19 - Poll
Pauze
timer
5:00
Slide 20 - Tekstslide
Tips voordat je aan de slag gaat:
Slide 21 - Tekstslide
TIP 1
Lees eerst de vraag en ga daarna pas op zoek in de tekst of luister daarna pas het luisterfragment.
Slide 22 - Tekstslide
TIP 2
Er zijn altijd twee antwoorden die goed lijken. Het ene antwoord is vollediger dan het andere antwoord.
Slide 23 - Tekstslide
Tip 3
Beantwoord eerst de vragen die je weet en ga na afloop pas de vragen bij langs waarover je sterk twijfelt. Zo blijf je in de positieve 'flow'.
Slide 24 - Tekstslide
Tip 4
Houd de tijd in de gaten.
Slide 25 - Tekstslide
startmalmbergmbo.nl
Module Bouwstenen 2F
Hoofdstuk 2. Hebben? Onderwerp en hoofgedachte.
§ 2.2 Lezen
Opdracht 1 t/m 4
startmalmbergmbo.nl
Module Bouwstenen 2F
Hoofdstuk 4: Succes! Samenhang
* § 4.1 Warmlopen
* § 4.2 Lezen
Opdracht 1 t/m 14
Aan de slag!
Slide 26 - Tekstslide
Nabespreken
• Wat heb je vandaag geleerd?
• Wat vind je nog moeilijk?
- Sleutelwoorden, hoofgedachte, onderwerp
- Gericht of intensief luisteren.
- Stappenplan: 5W + 1H
Slide 27 - Tekstslide
Voor thuis:
Slide 28 - Tekstslide
Snap je het al?
Het onderwerp
- Het onderwerp beschrijft in een paar woorden waar de gehele geschreven of gesproken tekst over gaat. Het onderwerp vind je vaak in de titel en in de inleiding. Je leest of beluistert de tekst daarom verkennend.
Het onderwerp vind je door je af te vragen nadat je de titel, tussenkopjes en het slot hebt gelezen: waar gaat de hele tekst over?
De hoofgedachte De hoofgedachte beschrijft in één zin het belangrijkste wat over het onderwerp wordt verteld. Het is de kortst mogelijke samenvatting van de tekst. Je leest of beluistert de tekst daarom globaal.
De hoofgedachte vind je door je af te vragen: wat probeert de schrijver of spreker mij duidelijk te maken? Je vindt de hoofgedachte vaak in de titel, de inleiding of het slot.