Schrijfvaardigheid - column - vwo 5

DE COLUMN - schrijfvaardigheid
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

DE COLUMN - schrijfvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een column?

Slide 2 - Tekstslide

"Een 'column' (Engels voor 'kolom') wordt zo genoemd vanwege de lay-out ervan: een column heeft meestal de vorm van een kolom of kolommen, de tekstblokken waarin een pagina in de lengte verdeeld is."

(Bron: www.wikipedia.nl)

Slide 3 - Tekstslide

Volgens Talent Vakboek

 "Een column is een korte, prikkelende, persoonlijke beschouwing, die bedoeld is om te amuseren en tegelijkertijd een mening te geven."

"Een column staat in een krant of als blog op het internet of als gesproken column op de radio of podcast'. Columns schrijf je om je eigen ideeën en mening te verspreiden onder een groep lezers en luisteraars."

(Bron: Talent Vakboek)



Slide 4 - Tekstslide

Volgens Nicolaas Matsier:

"Een definitie van de column kan volgens Nicolaas Matsier niet worden gegeven op basis van de inhoud. Er gelden nauwelijks beperkingen voor wat het onderwerp van een column kan zijn; het gamma reikt van huiselijke voorvallen tot de wereldpolitiek. Dag- en weekbladen hebben vaak een of meer vaste columnisten in huis, die inspelen op de actualiteit. Zelfs voor een column op de meest prominente plek denkbaar, de voorpagina van de krant, zijn geen inhoudelijke kenmerken gegeven. [...] Alleen de omstandigheden waaronder hij tot stand komt, zijn volgens Matsier bepalend voor de aard van een column. Er is sprake van: 1) een deadline en 2) een vooraf gegeven omvang. Bovendien is een column een vaste rubriek. Eenmalige publicaties zijn dan ook geen column."

(Bron: www.wikipedia.nl)



Slide 5 - Tekstslide

Volgens J.A. Dautzenberg

"Ook J.A. Dautzenberg ziet geen inhoudelijke kenmerken en gaat het om 'een korte tekst die in een krant of weekblad op een vaste plaats en/of in een vaste typografie en lay-out gepubliceerd wordt.' De onderwerpskeuze is volgens hem vrij, al is de aanleiding meestal een actuele gebeurtenis. Hij bakent de column af van het essay enerzijds en het cursiefje anderzijds. Het verschil met het essay is dat een column, afgezien van de kleinere omvang, 'wat luchtiger, minder serieus, speelser en nog persoonlijker is.' Het cursiefje is veel eenvoudiger: 'een soort column (vaak cursief gezet) waarin de schrijver een anekdote vertelt, een herinnering ophaalt, een gesprek weergeeft dat hij ergens heeft opgevangen (of verzonnen), een kleine gebeurtenis beschrijft.'"

(Bron: www.wikipedia.nl)



Slide 6 - Tekstslide

Vrijheid in columns

"Aan columnisten wordt door de Nederlandse rechter een grote mate van vrijheid toegekend in hun columns. Deze vrijheid kan zich ook uitstrekken tot teksten die, als ze buiten een column geschreven zouden zijn, als kwetsend of beledigend gekenmerkt worden."

(Bron: www.wikipedia.nl)



Slide 7 - Tekstslide

Vrijheid in columns

"Een column bevat vaak waardeoordelen en niet zozeer objectieve feiten. Mede daarom is in een column meer toegestaan dan in andere publicaties. Met andere woorden: een columnist heeft een grotere vrijheid dan een onderzoeksjournalist. Hij mag simplificeren, uitvergroten, overdrijven en gebruikmaken van scherpe bewoordingen. De Leidraad voor de Journalistiek zegt het als volgt: ‘Columnisten, cartoonisten en recensenten zijn vrij om hun mening te geven over gebeurtenissen en personen. Daarbij zijn stijlmiddelen als overdrijven en bewust eenzijdig belichten geoorloofd. Verder wordt in de Leidraad benadrukt dat het beginsel van wederhoor niet geldt voor columns.’


Toch is niet alles geoorloofd in columns. De vrijheid van meningsuiting van de publicist is niet onbegrensd. Zijn woorden mogen niet nodeloos grievend zijn of alleen bedoeld om een persoon te kwetsen. Ook mogen columnisten bij het uiten van hun persoonlijke mening over personen geen kwalificaties bezigen of vergelijkingen treffen waartoe de feiten in redelijkheid geen aanleiding geven. Bepaalde aspecten van een persoon of onderwerp mogen worden uitvergroot, maar moeten wel (enigszins) steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Maar waar de grens precies ligt is lastig aan te geven."

(Bron: www.nvj.nl)





Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Opbouw en structuur

Slide 10 - Tekstslide

Opbouw en structuur
Er zijn verschillende zaken die zorgen voor structuur in je tekst. 

Denk hierbij aan: titel en tussenkopjes, alinea's, signaalwoorden, signaalzinnen, herhalingen en de verdeling in inleiding, middenstuk en slot.

Bestudeer p. 74 t/m 87 in Talent Vakboek






Slide 11 - Tekstslide

Stijl en toon

Slide 12 - Tekstslide

Stijl en toon
Een goede columnist schrijft in een aansprekende stijl. Stijl heeft te maken met het woordgebruik, met de opbouw van zinnen, met het ritme van je taal. Stijl heeft te maken met de inzet van stijlfiguren en beeldspraak om je tekst een bepaalde gevoelswaarde mee te geven. Vrijwel elke boodschap kun je omvormen in een andere stijl. Je moet je alleen erg focussen: de juiste woorden kiezen vergt concentratie, je moet weten welke toon je wil aanslaan en woorden met de juiste gevoelswaarde kiezen. Dat vergt af en toe wat denkwerk.

Slide 13 - Tekstslide

Stijl en toon
Een boekje dat als inspiratiebron kan dienen voor stijloefeningen is 99 kopjes op een tafel van Yoeke Nagel. In dit boekje staan 99 korte teksten en in elke tekst gebeurt in grote lijnen exact hetzelfde: er staat een wit kopje op een tafel. Het verschil is dat woorden die gebruikt worden een heel ander gevoel opwekken.

Enkele voorbeelden (willekeurig gekozen):

Slide 14 - Tekstslide

Stijl: nieuws
TAFEL – Op de tafel staat sinds enige tijd een kopje. Dit wordt door verschillende bronnen bevestigd. Ooggetuigen spreken van een wit kopje, maar tot nog toe zijn er van officiële zijde nog geen nadere details vrijgegeven. De achtergronden van het verschijnsel zijn onbekend. Ook over de periode dat het kopje zal blijven staan, tasten de verantwoordelijke instanties nog in het duister.

Slide 15 - Tekstslide

Stijl: roddelblad
We hadden onze vermoedens al toen we hier en daar geruchten opvingen over vreemde ontwikkelingen op de tafel. Wekenlang lag onze fotograaf geduldig verscholen tot er iets zou gebeuren. De camera in de aanslag. Na een emotionele wachttijd werd zijn geduld eindelijk beloond. Daar, op de tafel, stond plotseling inderdaad een kopje. Onze geheime bronnen hadden ons dit keer niet teleurgesteld. Maar dat het uiteindelijk gewoon maar om een doodgewoon blank kopje ging, was zelfs voor ons een pijnlijke ontknoping waarvan we veel verdriet hebben gehad.

Slide 16 - Tekstslide

Stijl: filosofisch
Ontroerend, dit intelligente stilleventje. Zonder pretenties doet dit kopje wat zijn diepste wezen het ingeeft. Staan. Op een tafel. Degelijk, en toch kwetsbaar in haar eenvoud. Maagdelijk wit en toch bereid tot een vorm van dienstbaarheid. Een kopje, in de volle betekenis van het woord.

Slide 17 - Tekstslide

Stijl: volks
Dus ik zeg: krijg nóu tiete! Zie jij wat ik zie? Een koppie, helemaal piekfijn in orde, staat dat kreng daar doodleuk op een tafel! Ik denk heeeeeeee… Wat doet zo’n wit koppie op zo’n tafel? Ik zeg, vind je dat normaal dan? Maar je doet er niks tegen, of wel soms? Een wit koppie op een tafel. Dweil mij maar op. Dat zeg ik.

Slide 18 - Tekstslide

Stijl: opruiend
Mensen! De zwaartekracht maakt veel, heel veel kapot. Een voorbeeld uit de praktijk: zonder ondersteuning valt zelfs het allersterkste witte kopje ge-ga-ran-deerd aan gruzelementen. Onherstelbaar! Kapot! Laten we dit zomaar gebeuren, mensen? Misschien trekt een ander de schouders erover op. Maar wij, zoals wij hier samen staan, zij aan zij, wij pikken dit niet langer! Mensen! Alleen kan niemand de zwaartekracht aan. Maar met z’n allen zetten wij dit kopje waar het hoort. We schuiven met z’n allen die tafel eronder. Daar gaat ie!

Slide 19 - Tekstslide

Omgaan met bronnen

Slide 20 - Tekstslide

Hoe zoek je bronnen?

Waarschijnlijk start je bij het zoeken bij Google. Je moet dan wel al weten wat je precies gaat zoeken. Denk dus na over zoektermen: de woorden die je gaat invoeren in de zoekbalk.
Woorden leveren meer op dan hele zinnen. Een normale zoekopdracht kun je verfijnen door bijvoorbeeld een dubbel aanhalingsteken rond je zoekopdracht te zetten. Daarmee zoek je naar een groep woorden in exact die woordvolgorde.
Let op: Google is géén bron, maar een zoekmachine. Noteer dus nooit www.google.nl als bron.

Naast de ‘gewone zoekfunctie’ van Google kun je ook op andere manieren zoeken in Google:
• Google News: via deze zoekmachine zoek je naar nieuwsberichten en -artikelen.
• Google Scholar: via deze zoekmachine kun je zoeken in wetenschappelijke artikelen of onderzoeken van anderen.
Probeer ook eens andere zoekmachines. Je zult zien dat je heel andere zoekresultaten krijgt:



Slide 21 - Tekstslide

Hoe zoek je bronnen?
Wikipedia is een online encyclopedie en zou je kunnen gebruiken als bron, maar deze website is niet helemaal betrouwbaar. De informatie op Wikipedia kan namelijk iedereen zelf bewerken. Je kan Wikipedia beter gebruiken als startpunt van je zoektocht om nieuwe informatie te vinden, bij een artikel op Wikipedia staan namelijk vaak bronnen genoemd.
  

Internet is heel handig om te gebruiken als je informatie zoekt, maar het is ook massaal en onoverzichtelijk. Daar komt bij dat de betrouwbaarheid van de bronnen niet altijd duidelijk is. Het is daarom ook noodzakelijk om ook andere bronnen te gebruiken, zoals boeken, kranten, tijdschriften, tv-uitzendingen, boekenseries en video’s. Ook bij organisaties en instanties kun je veel informatie krijgen.

Slide 22 - Tekstslide

Hoe zoek je bronnen?
Een andere manier om bronnen te vinden is de sneeuwbalmethode.

Kies een goed bron (artikel, boek, site) en kijk welke bronnen daarin staan. Zo kun je via de bron uitkomen bij andere geschikte bronnen. 

Slide 23 - Tekstslide

De kwaliteit van bronnen beoordelen
Het is belangrijk dat je de kwaliteit van bronnen kritisch beoordeelt. Hiervoor kun je de volgende criteria gebruiken:

1. Betrouwbaarheid: is de auteur een hedendaagse deskundige op het gebied waar de bron over gaat? Heeft de auteur meer geschreven over het onderwerp?

2. Juistheid: wat is het doel van de bron (is het geen reclame, propaganda)? Bevat de bron feiten of meningen? Zijn de meningen onderbouwd? Komt de informatie overeen met informatie uit andere bronnen?

3. Volledigheid: wordt het onderwerp vanuit alle invalshoeken benaderd? Bevat de bron de volledige tekst? Of is het een samenvatting of verwijzing?

4. Actualiteit: hoe recent is de informatie? Is de informatie nog geldig of is deze verouderd? Zijn er inmiddels nieuwe inzichten over het onderwerp?


Slide 24 - Tekstslide

Bronvermelding in APA-notatie
In een bronvermelding geef je aan op welke bronnen je je tekst baseert. Het helpt lezers bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van je tekst. Vermeld je bronvermelding onder je tekst.

Voor het vermelden van bronnen gebruiken we de APA-notatie (American Psychological Association).

Er is een onderscheid tussen het vermelden van bronnen in de lopende tekst en de bronvermelding aan het einde van de tekst.

Slide 25 - Tekstslide

Bronvermelding in APA-notatie (bronnenlijst)
Aan het einde van je tekst noteer je de gebruikte bronnen onder het kopje 'Bronnenlijst'. Zet de bronnen op alfabetische volgorde van achternaam.



Boek
Achternaam auteur, voorletter(s). (jaar van uitgave). Titel: Eventuele subtitel. Plaats uitgever: uitgever.
Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? Praktijkboek voor methoden en technieken. Amsterdam: Boom uitgevers.
Website 
Achternaam auteur, voorletter(s). (publicatiejaar). Titel van het document of de website. Geraadpleegd op dag maand jaar van adres website.
Oden, E. (2016). Slapen op je zij. Dat is goed voor je brein. Geraadpleegd op 2 april 2024 van https://www.psychologiemagazine.nl/web/artikelpagina/Slaap-je-op-je-zij-Dat-is-goed-voor-je-brein.htm.

Artikel uit krant of tijdschrift
Achternaam auteur, voorletter(s). (publicatiejaar, dag maand). Titel artikel: Eventuele subtitel. Naam van tijdschrift of krant, evt. nummer, paginanummer(s).
Middag, G. (2016, 5 april). Dwalen door Van Dale. De vijftiende editie van de grote Van Dale getest. Onze Taal, 4, p. 10-11.

Slide 26 - Tekstslide

Bronvermelding in APA-notatie (bronnenlijst)
  • Staat er bij een bron geen auteursnaam vermeld? Vermeld dan de naam van de website of organisatie als auteur.
  • Staat er bij een bron geen datum vermeld? Gebruik dan 'z.d.' ('zonder datum').



Kijk voor meer informatie op de website van Scribr.

Slide 27 - Tekstslide

Bronvermelding in APA-notatie (lopende tekst)
Verwijzingen in de lopende tekst geven kort aan welke informatiebron je hebt gebruikt. Deze verwijzingen corresponderen met een volledige bronvermelding in de literatuurlijst aan het eind van je tekst.

 

APA-verwijzingen in de tekst bestaan uit de achternaam van de auteur en het jaar van publicatie. Wanneer je een specifiek deel van een bron aanhaalt, moet je ook het paginanummer of het bereik opnemen in je verwijzing. Voorbeelden zijn: (Benders, 2020, p. 70) of (Ayuk, 2021, pp. 39-41).

Slide 28 - Tekstslide

Bronvermelding in APA-notatie (lopende tekst)
De verwijzing in de tekst kan tussen haakjes worden geplaatst of worden geïntegreerd in een zin.
  • Tussen haakjes: Er bestaat een correlatie tussen socialemediagebruik en angststoornissen bij pubers (Verdijsseldonk, 2019).
  • Narratief: Verdijsseldonk (2019) ontdekte een correlatie tussen socialemediagebruik en angststoornissen bij pubers.

Het publicatiejaar staat direct achter de achternaam van de auteur wanneer het narratieve format wordt gebruikt. Een verwijzing tussen haakjes kan midden in een zin of aan het eind van een zin worden geplaatst, net voor de punt.
Klik hier voor meer informatie

Slide 29 - Tekstslide

De uiteindelijke opdracht voor cijfer

Slide 30 - Tekstslide

De uiteindelijke opdracht voor cijfer
  • De toets vindt plaats tijdens een parallel toetsmoment in week 17.
  • De toets telt 2 keer mee.
  • De toets duurt 45 minuten.
  • Je maakt de toets digitaal in het computerlokaal.
  • Van tevoren worden er via ItsLearning bronnen met je gedeeld die je ter voorbereiding kunt lezen.
  • Je schrijft een column van 250 - 350 woorden waarin je informatie uit de gedeelde bronnen verwerkt.
  • Je hebt geen toegang tot internet. Andere hulpmiddelen zoals een woordenboek, Talent Vakboek, aantekeningen, etc. zijn toegestaan.

Slide 31 - Tekstslide