Quiz Modalverben können, dürfen, mögen
1 / 22
Lesduur is: 9 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
kunnen
leuk/aardig vinden, lusten
mogen (toestemming hebben)
dürfen
mögen
können
Slide 6 - Sleepvraag
kunnen
A
müssen
B
wollen
C
sollen
D
können
Slide 7 - Quizvraag
mogen (toestemming hebben)
A
müssen
B
mögen
C
dürfen
D
können
Slide 8 - Quizvraag
lusten, aardig/leuk vinden
A
mogen
B
mögen
C
dürfen
D
wissen
Slide 9 - Quizvraag
Vertaal in het Duits:
mogen (toestemming hebben)
mogen (toestemming hebben)
Slide 10 - Open vraag
Vertaal in het Duits:
leuk / aardig vinden
leuk / aardig vinden
Slide 11 - Open vraag
Vertaal in het Duits:
lusten, aardig/leuk vinden
lusten, aardig/leuk vinden
Slide 12 - Open vraag
Vertaal in het Duits:
kunnen
kunnen
Slide 13 - Open vraag
Ich
Du
Er/ sie/ es
Wir
Ihr
Sie/ sie
darfst
darf
dürfen
dürft
dürfen
darf
Slide 14 - Sleepvraag
Ich
Du
Er/ sie/ es
Wir
Ihr
Sie/ sie
kannst
kann
können
könnt
können
kann
Slide 15 - Sleepvraag
Ich
Du
Er/ sie/ es
Wir
Ihr
Sie/ sie
magst
mag
mögen
mögt
mögen
mag
Slide 16 - Sleepvraag
dürfen
..…. ich morgen ins Kino?
..…. ich morgen ins Kino?
A
Darf
B
Dürft
C
Darfst
D
Dürfen
Slide 17 - Quizvraag
können
Du ……. gut kochen.
Du ……. gut kochen.
A
kann
B
können
C
könnt
D
kannst
Slide 18 - Quizvraag
lusten
..…. ihr keine Pizza?
..…. ihr keine Pizza?
A
Mögt
B
Mog
C
Mögen
D
Mag
