Klas 1 - Chapitre 3 - B
1 / 52
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
de school
A
l'école
B
l'élève
C
le contrôle
D
la classe
Slide 4 - Quizvraag
wiskunde
Slide 5 - Open vraag
le portable
Slide 6 - Open vraag
geschiedenis
Slide 7 - Open vraag
Le prof d'anglais est sympa
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Noteer in cijfers:
quarante-quatre
quarante-quatre
Slide 11 - Open vraag
Noteer in cijfers
soixante-huit
soixante-huit
Slide 12 - Open vraag
Vertaal:
Jij hebt
Jij hebt
Slide 13 - Open vraag
Zet het ww tussen haakjes in de goede vorm:
On (manger) un bonbon.
On (manger) un bonbon.
Slide 14 - Open vraag
Traduis:
Wij houden van kaas.
Wij houden van kaas.
A
Vous aimez le fromage.
B
Nous aimez le fromage.
C
Vous aimons le fromage.
D
Nous aimons le fromage.
Slide 15 - Quizvraag
Geschiedenis
A
la géographie
B
l'histoire
C
les maths
D
le néerlandais
Slide 16 - Quizvraag
Welk woord heeft NIET met school te maken?
A
rigoler
B
le ontrôle
C
en quatrième
D
le prof
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Traduis (vertaal):
opschrijven
opschrijven
Slide 19 - Open vraag
Traduis:
Le contrôle est facile.
Le contrôle est facile.
Slide 20 - Open vraag
Slide 21 - Tekstslide
Bedenk een situatie waarin het handig is om kloktijden in het Frans te gebruiken.
Slide 22 - Open vraag
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Il est cinq heures.
A
Het is half 5.
B
Het is 5 uur.
C
Het is kwart over 5.
D
Het is half 6.
Slide 33 - Quizvraag
Il est midi.
A
Het is 12 uur 's nachts.
B
Het is 12 uur 's middags.
Slide 34 - Quizvraag
Il est trois heures et demie.
A
Het is half 3.
B
Het is half 4.
Slide 35 - Quizvraag
Il est midi et demi.
A
Het is half 1.
B
Het is half 12 's middags.
C
Het is half 12 's nachts.
Slide 36 - Quizvraag
Il est quatre heures moins le quart
A
Het is kwart over 4.
B
Het is half 4.
C
Het is kwart voor 4.
D
Het is kwart voor 3.
Slide 37 - Quizvraag
Il est huit heures et quart.
A
Het is 8 uur.
B
Het is 10 over 8.
C
Het is kwart over 8.
D
Het is kwart voor 8.
Slide 38 - Quizvraag
Welke tijd is het vroegst?
A
sept heures et quart
B
sept heures et demie.
C
sept heures moins le quart
Slide 39 - Quizvraag
Vertaal de kloktijd naar het Frans:
het is drie uur
het is drie uur
Slide 40 - Open vraag
Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is half vier
het is half vier
Slide 41 - Open vraag
Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is kwart voor zes
het is kwart voor zes
Slide 42 - Open vraag
Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is 12 uur 's nachts.
het is 12 uur 's nachts.
Slide 43 - Open vraag
Vertaal de kloktijd in het Frans:
kwart over 12 's middags
kwart over 12 's middags
Slide 44 - Open vraag
Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
il est minuit moins le quart
il est minuit moins le quart
Slide 45 - Open vraag
Vertaal de kloktijd naar het Frans:
het is één uur.
het is één uur.
Slide 46 - Open vraag
Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is kwart voor zeven.
het is kwart voor zeven.
Slide 47 - Open vraag
Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is kwart over negen.
het is kwart over negen.
Slide 48 - Open vraag
Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is kwart over twee.
het is kwart over twee.
Slide 49 - Open vraag
Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is half tien.
het is half tien.
Slide 50 - Open vraag
Zet de tijden van vroeg naar laat:
(sleep blauw over rood)
1
2
3
4
5
il est sept heures et quart
il est trois heures et demie
il est midi
il est trois heures et quart
il est minuit et quart
