Bs 6 Voortplanting met bevruchting (basis)

Wat weten we nog?
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
men en natuurMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat weten we nog?

Slide 1 - Tekstslide

Bloemkelk --> kelkbladeren 
Bloemkroon --> kroonbladeren

Slide 2 - Tekstslide


                               Bouw van een bloem

Slide 3 - Tekstslide

Insectenbloemen       en               Windbloemen

Slide 4 - Tekstslide

Bevruchting
Uit de stuifmeelkorrel groeit een stuifmeelbuis. Deze gaat door de stijl naar het zaadbeginsel toe. 
Stuifmeelkorrel
Stuifmeelbuis
zaadbeginsel

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Na de bevruchting
 Uit de bevruchte eicel ontstaat zo een kiem
Uit het zaadbeginsel ontstaat een 
zaad.

Elk zaad bevat een kiem. Als het zaad kiemt, groeit uit de kiem een kiemplantje.

Slide 7 - Tekstslide




Sommige vruchten bevatten vruchtvlees: het zachte, soms eetbare gedeelte van de vrucht. Vruchtvlees kan ontstaan uit het vruchtbeginsel of uit de bloembodem. In afbeelding 3 zie je de ontwikkeling van bloem tot vrucht bij een appel.

Slide 8 - Tekstslide

Appels, kersen, tomaten en peulen zijn vruchten. Bonen, erwten en de pitten in appels, kersen en tomaten zijn zaden. In sommige vruchten zit maar één zaad, in andere vruchten zitten meerdere zaden. Een meloen kan meer dan honderd zaden bevatten. Voor elk van deze zaden is de kern van de eicel in een zaadbeginsel versmolten met de kern van een stuifmeelkorrel.

Slide 9 - Tekstslide

6.6 Voortplanting  met bevruchting

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen dat bij bevruchting de eigenschappen van twee ouders bij elkaar komen

Je kunt voorbeelden geven van voortplanting met bevruchting

Slide 11 - Tekstslide

Samensmelten van de kern van de eicel met de kern van de stuifmeelkorrel

Slide 12 - Tekstslide

Erfelijke eigenschappen
Eigenschappen van 2 planten kunnen verschillend zijn

Slide 13 - Tekstslide

Bevruchting dieren
- Zaadcel en eicel smelten samen.

- Als er één zaadcel bij de kern van de eicel is sluit de eicel zich af.

Slide 14 - Tekstslide

Op je ouders lijken??
De helft van de vader en de moeder
Eicel en zaadcel hebben 23 chromosomen
bevruchte eicel 46 chromosomen

Slide 15 - Tekstslide

Bij geslachtelijke voortplanting hebben de nakomelingen niet precies dezelfde erfelijke eigenschappen als de ouders

Slide 16 - Tekstslide

Inwendige bevruchting......

Slide 17 - Tekstslide

Inwendige bevruchting
Dit houdt in dat de bevruchting in het lichaam gebeurt. Ook bij insecten.

Slide 18 - Tekstslide

uitwendige bevruchting

Slide 19 - Tekstslide

Uitwendige bevruchting
Bij kikkers en vissen

Slide 20 - Tekstslide

Uitwendige bevruchting betekent dus dat de bevruchting buiten het lichaam gebeurt. 
Bijvoorbeeld bij vissen, ook bij kikkers. (Zie boek blz 177)

Slide 21 - Tekstslide

Vragen?

Slide 22 - Tekstslide

Maken van de opdrachten
Th. 6.6 Voortplanting bij dieren  1   t/m  6
Maak test jezelf van Bs 6.1 t/m 6.6
6.3 mag je overslaan




Slide 23 - Tekstslide