T3 BS7 + 8

§3.7 Verwantschappen  
 
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

§3.7 Verwantschappen  
 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

Je kunt toelichten wat fossielen hebben bijgedragen aan de evolutietheorie

Je kunt toelichten dat overeenkomsten in de bouw van organen, de bouw van cellen en de samenstelling van stoffen in cellen duiden op verwantschap.

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling Evolutie
https://schooltv.nl/video/de-ijsbeer-een-gevolg-van-de-evolutie/#q=ijsbeer

Slide 3 - Tekstslide

Fossielen
Versteende afdrukken
Versteende organismen


Slide 4 - Tekstslide

Fossielen


  • Uit gevonden fossielen blijkt dat in de loop van de evolutie soorten zijn ontstaan veranderd en of verdwenen

Slide 5 - Tekstslide

Lagen aarde
Sommige soorten hebben geleefd, maar leven niet meer

Bijvoorbeeld dinosauriërs

Borne--> Mammoet gevonden

Slide 6 - Tekstslide

Verwantschap
Soorten met een gemeenschappelijke voorouder.

-->Evolutionaire stamboom:
Schematisch overzicht van de verwantschap tussen soorten.

Slide 7 - Tekstslide

Verwantschap
Overeenkomsten in:

- de bouw van organen
- de processen in cellen
- de samenstelling van stoffen in cellen

Slide 8 - Tekstslide

Zelfde functie met een andere bouw


Weinig verwantschap

Slide 9 - Tekstslide

Redumentaire organen

Organen die we eigenlijk niet meer nodig hebben

blinde darm/staartbotje

Slide 10 - Tekstslide

Biotechnologie
Alle technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten voor mensen te maken.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Biotechnologie
Biotechnologie zijn technieken waarbij organismes gebruikt worden.

Denk bijvoorbeeld aan brood maken met gist (schimmels) of kaas.

We kunnen uit met biotechnologie de erfelijke eigenschappen aanpassen van een organisme.



Slide 13 - Tekstslide

Genetische modificatie
Het aanpassen van erfelijke eigenschappen bij organismen door de mens wordt genetische modificatie genoemd.

.

Slide 14 - Tekstslide

insuline maken

Bij geslachtelijke voortplanting zijn er 2 ouders nodig die beide informatie leveren voor het genotype van de nakomelingen.

F1 heeft dus een mix van de genen van P

Veel verschillende genotype mogelijk


Slide 15 - Tekstslide

Crispr-cas
  • Crispr-cas
  • gene-editing  

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Biotechnologie
Biotechnologie zijn technieken waarbij organismes gebruikt worden.

Denk bijvoorbeeld aan brood maken met gist (schimmels) of kaas.




Slide 18 - Tekstslide

Genetische modificatie
Het aanpassen van erfelijke eigenschappen bij organismen door de mens wordt genetische modificatie genoemd.



Slide 19 - Tekstslide

insuline maken

Bij geslachtelijke voortplanting zijn er 2 ouders nodig die beide informatie leveren voor het genotype van de nakomelingen.

F1 heeft dus een mix van de genen van P

Veel verschillende genotype mogelijk


Slide 20 - Tekstslide

Crispr-cas
  • Crispr-cas
  • gene-editing  

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

vragen
VRAGEN? 

Slide 23 - Tekstslide

Biotechnologie wordt toegepast op:
A
voedingsmiddelen
B
geneesmiddelen
C
hormonen
D
enzymen

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van genetische modificatie?
A
Zorgen dat een organisme maar één soort nakomelingen krijgt
B
Het plaatsen van genetische informatie van het ene naar het andere organisme
C
Schimmels bestrijden met een nieuw chromosoom
D
Het klonen van een bevruchte eicel.

Slide 25 - Quizvraag

Hoeveel erfelijk materiaal geeft een geslachtscel door, in vergelijking met een gewone cel?
A
Net zoveel
B
2 x zoveel
C
1/4 x zoveel
D
1/2 x zoveel

Slide 26 - Quizvraag

De meeste mensen hebben ..... chromosoomparen
A
22
B
23
C
44
D
46

Slide 27 - Quizvraag

Een allel is een variant van een.......
A
basepaar
B
nucleotide
C
gen
D
chromosoom

Slide 28 - Quizvraag

Alle uiterlijk waarneembare kenmerken van een individu noemen we .........
A
het karyogram
B
het genotype
C
het fenotype
D
epigenetica

Slide 29 - Quizvraag

Het onderste paar allelen is .....
A
recessief
B
homozygoot
C
dominant
D
heterozygoot

Slide 30 - Quizvraag

Als uit een rode en een witte plant, roze planten ontstaan, dan is de overerving..........?
A
intermediair
B
recessief
C
autosomaal
D
heterozygoot

Slide 31 - Quizvraag

Aa kan je ook omschrijven als ........
A
Homozygoot dominant
B
Heterozygoot
C
Homozygoot recessief
D
Heterozygoot dominant

Slide 32 - Quizvraag

Welke eigenschap is dominant?
A
normale vingers (grijs)
B
korte vingers (rood)

Slide 33 - Quizvraag

Welke haarkleur is dominant?
A
Dat is niet te zeggen
B
Beide zijn dominant
C
Rood haar (paars)
D
Zwart haar (wit)

Slide 34 - Quizvraag

Moeder (BB) kruist met Vader (bb). Wat wordt het genotype van de kinderen?
A
BB
B
blauwe ogen
C
Bb
D
bruine ogen

Slide 35 - Quizvraag

Een zwarte kater (AA) wordt gekruist met een lapjeskat (aa).
Wat is het fenotype van de nakomelingen?

A
Zwart
B
Lapjeskat

Slide 36 - Quizvraag


Welke diergroep is eerder ontstaan?
A
vogels
B
zoogdieren

Slide 37 - Quizvraag


Hoeveel groepen olifantachtigen kwamen er voor in het begin van het plioceen volgens de stamboom?
A
drie
B
vijf
C
tien
D
twaalf

Slide 38 - Quizvraag


In de afbeelding zie je dat de tijger en de leeuw dichter bij elkaar staan dan de aap en de leeuw.

Wat zegt dit over de verwantschap tussen deze dieren?
A
dat tijgers en leeuwen eerder een gemeenschappelijke voor -ouders hebben gehad dan de aap
B
dat ze het zelfde lijken
C
dat ze voorouders zijn van elkaar en op elkaar lijken
D
De verwantschap tussen de tijger en de leeuw is groter dan de verwantschap tussen de aap en de leeuw

Slide 39 - Quizvraag

In de afbeelding zijn de poot van een krokodil, de vleugels van een vleermuis en de vleugel van een vlieg getekend.

Welke van deze organen vertonen veel overeenkomst in bouw?
A
de poot van de krokodil en de vleugel van de vleermuis
B
de poot van een krokodil en de vleugel van een vlieg.
C
de vleugel van een vleermuis en de vleugel van een vlieg

Slide 40 - Quizvraag

Variatie in genotypen
Wat is waar?
A
Variatie ontstaat in de populatie door verandering in het fenotype
B
Variatie ontstaat in de populatie door geslachtelijke voortplanting
C
variatie ontstaat door isolatie van een soort
D
Variatie ontstaat in de populatie door mutatie

Slide 41 - Quizvraag

Door veel variatie in genotypen zijn er ook meer verschillende fenotypen in een populatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 42 - Quizvraag

Organismen die samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen? Dit is een ....
A
soort
B
stam
C
populatie
D
genotype

Slide 43 - Quizvraag



Aan welke groep zijn de gorilla’s het meest verwant volgens de stamboom?

A
de chimpansees
B
de gibbons
C
de halfapen
D
aan de apen van de oude wereld

Slide 44 - Quizvraag

A
C
B
D
E
De gemeenschappelijke voorouder van Gibbon en Mens

Slide 45 - Sleepvraag

Waar bevindt zich de gemeenschappelijke voorouder
apen en knaagdieren
halfapen en tupaia
knaagdieren en hazen

Slide 46 - Sleepvraag

Uit fossielen is te halen hoe soorten in de geschiedenis zijn ..................
A
Ontstaan
B
Veranderd
C
Verdwenen (uitgestorven)
D
A, B en C

Slide 47 - Quizvraag

Sommige soorten behoren niet tot dezelfde soort, maar zijn wel verwant aan elkaar. Ze hebben een gemeenschappelijke voorouder. welke argumenten duiden op verwantschap tussen verschillende soorten
A
Overeenkomst in de bouw van organen
B
Overeenkomsten in de bouw van cellen en de samenstelling van stoffen in cellen
C
Rudimentaire organen
D
A, B en C

Slide 48 - Quizvraag

Een mens, een mol, een arend en een walrus hebben een overeenkomstige bouw van armskelet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 49 - Quizvraag

Slide 50 - Tekstslide

Wij mensen hebben rudimentaire organen. Welk van de volgende organen is rudimentair?
A
Galblaas
B
Blinde darm
C
Endeldarm
D
Lever

Slide 51 - Quizvraag

huiswerk

Bs 7: Opdracht 6 t/m 8
Bs 8: Opdracht 6 t/m 8

Eerder klaar: oefen op biologiepagina.nl


timer
5:00

Slide 52 - Tekstslide