In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik kan de indefinido en imperfecto correct gebruiken om in het Spaans zinnen te maken die een verhaal of gebeurtenis beschrijven. Ik kan daarbij onderscheiden tussen wat er gebeurde (indefinido) en wat de achtergrond of situatie was (imperfecto).
Slide 2 - Tekstslide
Keuzes maken
Opción 1
Opción 2
Grammatica uitleg klassikaal. Daarna:
tarea escrita
- Je gaat gelijk aan de slag met de tarea. Voor de tarea maak je geen gebruik van de computer.
Slide 3 - Tekstslide
Verleden tijden
- De perfecto / imperfecto / indefinido zijn allemaal verleden tijden, dat zeggen we omdat ze drukken gebeurtenissen die er al plaats hebben gevonden
- De perfecto is eigenlijk geen verleden tijd, het is de voltooid tegenwoordige tijd
-De imperfecto en de indefinido zijn hetzelfde in het Nederlands: onvoltooid verleden tijd
- De volgende dia's gaan over het gebruik van deze twee verschillende onvoltooid verleden tijd, want wanneer moet je nu welke tijd gaan gebruiken?
-In Unidad 5, deel 1 van de gram, vertellen ze ook over de verschillen tussen indefinido en imperfecto
- Zie voor de vervoegingen het tekstboek/volgende dia's/ITS
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
yo
tú
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
HABLAR
hablaba
hablabas
hablaba
hablábamos
hablabais
hablaban
¡RECUERDA EL IMPERFECTO!
Slide 6 - Tekstslide
yo
tú
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
COMER
comía
comías
comía
comíamos
comíais
comían
¡RECUERDA EL IMPERFECTO!
Slide 7 - Tekstslide
yo
tú
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
VIVIR
vivía
vivías
vivía
vivíamos
vivíais
vivían
¡RECUERDA EL IMPERFECTO!
Slide 8 - Tekstslide
irregulares
Ser
era, eras, era, éramos, erais, eran
Ir
iba, ibas, iba, íbamos, ibais, iban
Ver
veía, veías, veía, veíamos, veíais, veían
¿Y estos verbos?
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Imperfecto (signaalwoorden)
antes
de pequeño/niño/joven
siempre, a menudo, cuando,
todos los días/martes/años
los lunes/martes
cada día/semana/miércoles
mientras, normalmente
en esa/aquella época
Leer de vertaling van de signaalwoorden!
DEZE TIJD HEEFT GEENDUIDELIJK BEGIN EN EIND!
Slide 12 - Tekstslide
Indefinido (signaalwoorden)
ayer, anteayer, anoche
la semana pasada
el año/mes/verano pasado
el otro día, el lunes, el martes
hace 1,2,3 día(s) /semana(s)
en 1946, el 14 de febrero (datum)
en marzo... navidades...
aquel día, aquel invierno, desde 1995 hasta 1998,
de repente, cuando,
el/la último/a día/tarde...
Leer de vertaling van de signaalwoorden!
DEZE TIJD HEEFT EEN DUIDELIJK BEGIN EN EIND!
Slide 13 - Tekstslide
Checkpoint
Slide 14 - Tekstslide
Als je vertelt hoe je er vroeger uit zag, wat je karakter was, wat je leuk vond om te doen, waar je woonde, hoeveel vriendjes je had dan gebruik je de ....
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 15 - Quizvraag
Als je wil opsommen/vertellen wat je gisteren gedaan heb (eerst, daarna, en ook ...) gebruik je de: ....
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 16 - Quizvraag
¿Indefinido o imperfecto?
Anoche _________ (ver) un partido de fútbol.
A
vi
B
veía
Slide 17 - Quizvraag
antes
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 18 - Quizvraag
ayer, anoche, anteayer
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 19 - Quizvraag
anoche
A
imperfecto
B
indefinido
Slide 20 - Quizvraag
Voor gewoontes of herhaalde gebeurtenissen in het verleden gebruik je de .....
A
Presente
B
Pretérito perfecto
C
Pretérito indefinido
D
Pretérito imperfecto
Slide 21 - Quizvraag
Welk signaalwoord duidt NIET op een indefinido?
A
anteayer
B
en 2017
C
antes
D
el otro día
Slide 22 - Quizvraag
Welk ww is NIET in de imperfecto vervoegd?
A
pensaban
B
bebías
C
comieron
D
vivíamos
Slide 23 - Quizvraag
¿Cuál de estos marcadores temporales (tijdsaanduidingen) NO pertenece al imperfecto?
A
Siempre en verano....
B
En el verano del 2017....
C
Todos los veranos.....
D
Los veranos, cuando....
Slide 24 - Quizvraag
¿Indefinido o imperfecto? Hace 3 años mi abuelo (ganar).........la lotería.
A
ganaba
B
ganabas
C
ganó
D
ganaste
Slide 25 - Quizvraag
Vervoeg het werkwoord HABLAR (INDEFINIDO)
yo
tú
él
nosotros
vosotros
ellos
hablé
hablaste
habló
hablamos
hablasteis
hablaron
Slide 26 - Sleepvraag
Indefinido: empezar - tú
Slide 27 - Open vraag
Indefinido: leer - él
Slide 28 - Open vraag
Indefinido: escribir -vosotros
Slide 29 - Open vraag
Indefinido: ser - ellos
Slide 30 - Open vraag
Indefinido: estar - tú
Slide 31 - Open vraag
Sleep de zinnen naar het juiste vervoegen v/d pretérito indefinido
comiste
nació
vivieron
comí
estudió
vivió
estudiaron
nacieron
Yo...............................(comer) patatas con carne.
Abdul............................(estudiar) para el examen de física.
Heleen.........................(vivir) en Holanda
¿Tom ...........................(comer-tú) pizza en la cena?
Melinda y Quirine........................(nacer) en Holanda
Ellas..........................(estudiar) estañol con sus amigas.
Michelle y Estelle........................(vivir) en Holanda
Suleiman........................(nacer) el 10 de noviembre.
Slide 32 - Sleepvraag
Imperfecto: tú-estudiar
Slide 33 - Open vraag
Imperfecto: nosotros - hablar
Slide 34 - Open vraag
Imperfecto: vosotros - ir
Slide 35 - Open vraag
Waarvoor wordt de imperfecto gebruikt?
Personen en dingen beschrijven.
Met de imperfecto beschrijf je het uiterlijk en geef je de leeftijd aan in de verleden tijd.
Met de imperfecto beschrijf je ook de fysieke toestand in de verleden tijd.
Met de imperfecto beschrijf je ook het karakter en emotionele status van een persoon in de verleden tijd.
7) Yo no podía mover mi cuerpo.
6) El dios Quetzalcoatl sentía compasión por los hombres.
5) Yo estaba enfermo.
4) Los aztecas eran inteligentes.
3) La diosa era muy guapa.
2) Nadie sabía del secreto.
1) Juan tenía quince años.
Slide 36 - Sleepvraag
¿INDEFINIDO
O
IMPERFECTO?
Slide 37 - Tekstslide
1. Shakira (nacer) en Colombia.
+ escribe la forma correcta del verbo en tu cuaderno
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 38 - Quizvraag
2. Antes la familia de su padre (haber) emigrado a Colombia
+ escribe la forma correcta del verbo en tu cuaderno
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 39 - Quizvraag
3. Su padre (tener) algunos problemas económicos.
+ escribe la forma correcta del verbo en tu cuaderno
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 40 - Quizvraag
4. De pequeña Shakira (mostrar) su vocación de artista
+ escribe la forma correcta del verbo en tu cuaderno
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 41 - Quizvraag
5. En el año 1988 (participar) en "Buscando artista infantil", un programa de televisión.
+ escribe la forma correcta del verbo en tu cuaderno
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 42 - Quizvraag
6. El programa de televisión (buscar) nuevos talentos.
+ escribe la forma correcta del verbo en tu cuaderno
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 43 - Quizvraag
7. Su primer contrato (llegar) en 1991.
+ escribe la forma correcta del verbo en tu cuaderno
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 44 - Quizvraag
8. Su primer disco (ser) un completo fracaso.
+ escribe la forma correcta del verbo en tu cuaderno
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 45 - Quizvraag
9. Pero en 2005 (ganar) un Grammy y un Grammy Latino.
+ escribe la forma correcta del verbo en tu cuaderno
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 46 - Quizvraag
10. En 2010 (actuar) en la ceremonia de inauguración del mundial de fútbol de Sudáfrica
+ escribe la forma correcta del verbo en tu cuaderno
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 47 - Quizvraag
Las soluciones - Shakira
1. Nació (gebeurtenis)
2. Había (signaalwoord / beschrijving)
3. Tenía (beschrijving)
4. Mostraba (signaalwoord / beschrijving)
5. Participó (signaalwoord / gebeurtenis)
6. Buscaba (beschrijving)
7. Llegó (signaalwoord / gebeurtenis)
8. Era (beschrijving)
9. Ganó (signaalwoord / gebeurtenis)
10. Actuó (signaalwoord / gebeurtenis)
Slide 48 - Tekstslide
¡A trabajar!
Un día que nunca olvidaré (Een dag die ik nooit zal vergeten):
Schrijf een kort verhaal (80 tot max. 120 woorden) over een dag die je nooit zult vergeten. Begin met een beschrijving van hoe de dag was (bijvoorbeeld het weer, je gevoelens en de omgeving) Daarna vertel je wat er gebeurde (activiteiten, onverwachte gebeurtenissen, enzovoort).
Je mag een woordenboek gebruiken.
Deze tarea moet je op vrijdag inleveren.
Slide 49 - Tekstslide
Ik heb hulp nodig met de imperfecto en de indefinido