Meerkeuzevragen rekenen aan reacties

Reactievergelijking
Schrijf de reactievergelijking op voor de reactie van ijzer(III)oxide met koolstof waarbij ijzer en koolstofmonooxide ontstaan.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Reactievergelijking
Schrijf de reactievergelijking op voor de reactie van ijzer(III)oxide met koolstof waarbij ijzer en koolstofmonooxide ontstaan.

Slide 1 - Tekstslide

Reactievergelijking
Schrijf de reactievergelijking op voor de reactie van ijzer(III)oxide met koolstof waarbij ijzer en koolstofmonooxide ontstaan.
Fe2O3 (s) + 3 C (s) --> 2 Fe + 3 CO (g)

Slide 2 - Tekstslide

Bereken het aantal mol in 22,0 g ijzer(III)oxide
A
0,0950 mol
B
0,306 mol
C
0,138 mol
D
3513 mol

Slide 3 - Quizvraag

Aantal mol in 22,0 g ijzer(III)oxide
n = m/M = 22,0 /159,69 = 0,138 mol

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel mol ijzer en hoeveel mol koolstofmonooxide ontstaat uit 0,138 mol ijzer(III)oxide
A
0,276 mol Fe en 0,414 mol CO
B
0,276 mol Fe en 0,138 mol CO
C
0,0552 mol Fe en 0,0828 mol CO
D
0,138 mol Fe en 0,207 mol CO

Slide 5 - Quizvraag

aantal mol Fe en CO uit 0,138 mol ijzer(III)oxide
Fe2O3 + 3 C --> 2 Fe + 3 CO
dus molverhouding Fe2O3 : C : Fe : CO
= 1 : 3 : 2 : 3
n Fe = 2 x 0,138 = 0,276 mol
n CO = 3 x 0,138 = 0,414 mol
LET OP: GEEN WET VAN MOLBEHOUD, WEL VAN MASSABEHOUD

Slide 6 - Tekstslide

Bereken de massa van 0,276 mol ijzer
A
8,8 gram
B
11,6 gram
C
7,7 gram
D
15,4 gram

Slide 7 - Quizvraag

Bereken de massa van 0,276 mol ijzer
n Fe = 0,276 mol
m Fe = n x M = 0,276 x 55,85 = 15,4 gram

Slide 8 - Tekstslide

Bereken het volume van 0,414 mol koolstofmonooxide
Ga uit van T = 298 K en p = p0
A
9,37 L
B
10,1 L
C
0,0185 L
D
0,0170 L

Slide 9 - Quizvraag

Bereken het volume van 0,414 mol koolstofmono-oxide
. Ga uit van T = 298 K en p = p0
n CO = 0,414 mol
Vm = 2,45 x 10-2 m3 mol-1 = 24,5 dm3 mol-1 (geldt alleen voor gassen)
V CO = n x Vm= 0,414 x 24,5 = 10,1 L

Slide 10 - Tekstslide

Wat heb je nu eigenlijk gedaan?
Je hebt de volgende opdracht gemaakt:
Bereken hoeveel gram ijzer en hoeveel liter koolstofmonooxide er ontstaat als 22,0 gram ijzeroxide reageert volgens de volgende reactie: 
Fe2O3 + 3 C --> 2 Fe + 3 CO

Slide 11 - Tekstslide

Reactievergelijking
Schrijf de reactievergelijking op voor de reactie van een bariumchloride-oplossing met een aluminiumsulfaat-oplossing.

Slide 12 - Tekstslide

Reactievergelijking
Schrijf de reactievergelijking op voor de reactie van 
een bariumchloride-oplossing met een aluminiumsulfaat-oplossing.
Ba2+ (aq) + SO42- (aq) --> BaSO4 (s)

Slide 13 - Tekstslide

Bereken het aantal mol in 5,83 g bariumsulfaat
A
40,0 mol
B
1361 mol
C
0, 623 mol
D
0,0250 mol

Slide 14 - Quizvraag

Aantal mol in 5,83 g bariumsulfaat
n = m/M = 5,83 /233,39 = 0,0250 mol

Slide 15 - Tekstslide

Hoeveel mol bariumionen en hoeveel mol sulfaationen zitten er in 0,0250 mol bariumsulfaat?
A
0,0250 mol en 0,0500 mol
B
0,0500 mol en 0,0250 mol
C
0,0250 mol en 0,0250 mol
D
0,0250 mol en 0,100 mol

Slide 16 - Quizvraag

Aantal mol Ba2+ en SO42- in 0,0250 mol BaSO4
n Ba2+ = 0,0250 mol
n SO42- = 0,0250 mol

Slide 17 - Tekstslide

Oplosvergelijkingen gebruikte oplossingen
BaCl2 --> Ba2+ (aq) + 2 Cl- (aq)
Al2(SO4)3 (s) --> 2 Al3+ (aq) + 3 SO42- (aq)

Slide 18 - Tekstslide

Hoeveel mL is er nodig van een 0,100 M bariumchloride-oplossing om 0,0250 mol vast bariumsulfaat te maken
A
250 mL
B
500 mL
C
750 mL
D
1000 mL

Slide 19 - Quizvraag

aantal mL 0,100 M bariumchloride-oplossing om 0,0250 mol vast bariumsulfaat te maken
BaCl2 --> Ba2+ (aq) + 2 Cl- (aq)
In 1,O L 0,100 M bariumchloride-oplossing  zit 0,100 mol Ba2+
aantal mL benodigde barumchloride-oplossing = 
aantal mol/molariteit Ba2+ = 0,0250 /0,100 = 0,250 L = 250 mL

Slide 20 - Tekstslide

Hoeveel mL is er nodig van een 0,100 M aluminiumsulfaatoplossing om 0,0250 mol vast bariumsulfaat te maken,
A
250 mL
B
417 mL
C
83,3 mL
D
500 mL

Slide 21 - Quizvraag

aantal mL 0,100 M aluminiumsulfaatoplossing om 0,0250 mol vast bariumsulfaat te maken
Al2(SO4)3 (s) --> 2 Al3+ (aq) + 3 SO42- (aq)
In 1,O L 0,100 M aluminiumsulfaatoplossing  zit 0,300 mol SO42-
aantal mL benodigde aluminiumsulfaatoplossing = 
aantal mol/molariteit SO42- = 0,0250 / 0,300 = 0,0833 L = 83,3 mL

Slide 22 - Tekstslide

Wat heb je nu eigenlijk gedaan?
Je hebt de volgende opdracht gemaakt:
Bereken hoeveel mL 0,100 M bariumchloride-oplossing en hoeveel mL 0,100 M aluminiumsulfaatoplossing er nodig is om 5,83 gram neerslag te maken.

Slide 23 - Tekstslide