H1: Landschappen

H1: Landschappen
§1: Gebergten ontstaan, gebergten verslijten



  • open LessonUp
timer
2:00
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H1: Landschappen
§1: Gebergten ontstaan, gebergten verslijten



  • open LessonUp
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

H1: Landschappen
§1: Gebergten ontstaan, gebergten verslijten
Wat gaan we doen?
  • Uitleg 1.1
  • Opdrachten
Leerdoelen
  • Je weet de verschillen tussen een jong- en oud-gebergte;
  • Je kunt uitleggen hoe uit oceaanbodem en vulkanisme bergen kunnen ontstaan;
  • Je kunt op een foto fossielen en het stollingsgesteente graniet herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

H1: Landschappen
§1: Gebergten ontstaan, gebergten verslijten
Uitleg (herhaling klas 1)
Pas vanaf de jaren '50 van de vorige eeuw weten we hoe aardplaten verplaatsen. Zo past Zuid-Amerika in Afrika. Op beide continenten zijn dezelfde lagen met fossielen teruggevonden die deze verplaatsing bevestigen. Maar ook nu bewegen onze platen nodig!

Slide 3 - Tekstslide

H1: Landschappen
§1: Gebergten ontstaan, gebergten verslijten
Uitleg (herhaling klas 1)
Hoe ontstaat een aardlaag?
  1. Resten van gesteenten of leven verzamelt zich horizontaal op een bodem. 
  2. Na verloop van tijd hoopt deze laag zich op.
Hierna kunnen er twee dingen gebeuren:
  • De horizontale aardlaag gaat kapot door weer en wind. Dit noemen we verwering. Wanneer het materiaal verplaatst is er sprake van erosie.
  • De horizontale aardlaag raakt bedekt onder een nieuwe aardlaag. Als gevolg van druk en platentektoniek vormt de aardlaag een dik pakket gesteente. Dit kan ook omhoog geduwd worden, waardoor de horizontale laag gaat kronkelen of zelfs verticaal komt te staan.

Slide 4 - Tekstslide

H1: Landschappen
§1: Gebergten ontstaan, gebergten verslijten
Uitleg (herhaling klas 1)
De hooggebergen zijn vaak de jongste bergen. Hoe ouder het gebergte, hoe meer het is afgebrokkeld. Hoe jonger, hoe meer het omhoog wordt geduwd. Zo kennen we bijvoorbeeld de jonge Alpen in Europa en de Himalaya in Azië. 
Bovenop hoge bergen vinden we ook fossielen terug. Hoe kan dit?
  1. Voorafgaand aan de botsing tussen India en Azië werd de oceaan ertussen steeds kleiner.
  2. Materiaal dat op de bodem van de oceaan terecht kwam in de verdrukking werd zo samengeperst tot gesteente.
  3. Door de druk werd het gesteente geplooid tot ver boven zeeniveau.
  4. Op de breuklijn waar de Indische Plaat onder de Euraziatische plaat duikt ontstond vulkanisme.

Slide 5 - Tekstslide

H1: Landschappen
§1: Gebergten ontstaan, gebergten verslijten
Uitleg (herhaling klas 1)
Steen uit vulkanen
Vloeibaar magma stolt onder de grond. Hierbij ontstaat stollingsgesteente.
Een bikkelhard, gespikkeld voorbeeld is graniet.

    Slide 6 - Tekstslide

    Hooggebergte
    Laaggebergte
    jong
    oud
    scherpe toppen
    afgesleten toppen
    gering hoogteverschil
    diepe dalen
    Ardennen
    Kaukasus

    Slide 7 - Sleepvraag

    H1: Landschappen
    §1: Gebergten ontstaan, gebergten verslijten
    Leerdoelen herhaling
    • Je weet de verschillen tussen een jong- en oud-gebergte;
    • Je kunt uitleggen hoe uit oceaanbodem en vulkanisme bergen kunnen ontstaan;
    • Je kunt op een foto fossielen en het stollingsgesteente graniet herkennen.

    Begrippen
    Fossielen, plooiingsgebergte, magma, stollingsgesteente, graniet, Hooggebergte, middelgebergte, heuvelland, jonge gebergte en oude gebergte.

    Slide 8 - Tekstslide

    H1: Landschappen
    §2: Gesteente veranderd



    • open LessonUp
    timer
    2:00

    Slide 9 - Tekstslide

    H1: Landschappen
    §2: Gesteente veranderd

    Wat gaan we doen?
    • Herhaling 1.1
    • Uitleg 1.2
    • Opdrachten
    Leerdoelen
    • Je weet het verschil tussen mechanische en chemische verwering en hoe die verwering werkt.
    • Je begrijpt waarom het klimaat invloed heeft op de aard en snelheid van verweringsprocessen.
    • Je kunt aan de hand van een tekening uitleggen hoe grotten ontstaan.

    Slide 10 - Tekstslide

    H1: Landschappen
    §2: Gesteente veranderd

    Leerdoelen herhaling §1
    • Je weet de verschillen tussen een jong- en oud-gebergte;
    • Je kunt uitleggen hoe uit oceaanbodem en vulkanisme bergen kunnen ontstaan;
    • Je kunt op een foto fossielen en het stollingsgesteente graniet herkennen.

    Slide 11 - Tekstslide

    H1: Landschappen
    §2: Gesteente veranderd

    Uitleg
      Himalaya en Andes kennen vele reliëf. Bergtoppen vallen langzaam uit elkaar. Dit heet verwering
      Mechanische  verwering
      Chemische verwering






      De snelheid van verwering is afhankelijk van het klimaat. Hoe warmer en vochtiger hoe sneller de chemische verwering.
      Vorstverwering
      Scheuren en spleten worden na een regenbui gevuld met water. Na bevriezing zet het water uit. Scheuren en spleten worden steeds groter. Op den duur breekt het gesteente.
      Woestijnverwering
      Na verwarming door de zon zet gesteente uit. Na afkoeling onder nul krimpt het gesteente. Op den duur breekt het gesteente.
      Verwering door plantenwortels
      Plantenwortels groeien tussen spleten. Als de wortel breder wordt kan het gesteente breken.
      Chemische verwering
      Verwering waarbij de samenstelling van het gesteente verandert
      als gevolg van de werking door zuurstof en vocht. 

      Slide 12 - Tekstslide

      H1: Landschappen
      §2: Gesteente veranderd

      Uitleg
        Grotten ontstaan als gevolg van chemische verwering. Onder het aardoppervlak zit kalksteen. Dit lost sneller op in zuur water dan de meeste gesteenten. Dit type grotten komt in Nederland voor in Zuid-Limburg. 

        Slide 13 - Tekstslide

        1
        2
        3
        4
        Er valt neerslag
        Neerslag wordt zuur door plantenwortels
        Neerslag sijpelt door het gesteente naar beneden
        Kalksteen lost op

        Slide 14 - Sleepvraag

        H1: Landschappen
        §2: Gesteente veranderd

        Leerdoelen herhaling 
        • Je weet het verschil tussen mechanische en chemische verwering en hoe die verwering verloopt.
        • Je begrijpt waarom het klimaat invloed heeft op de aard en snelheid van verweringsprocessen.
        • Je kunt aan de hand van een tekening uitleggen hoe grotten ontstaan.

        Begrippen
        Relïef, mechanische verwering / vorstverwering, biologische verwering,chemische verwering, kalksteen en kastengebieden.

        Slide 15 - Tekstslide

        H1: Landschappen
        §3: Gesteente wordt verplaatst



        • open LessonUp
        timer
        2:00

        Slide 16 - Tekstslide

        H1: Landschappen
        §3: Gesteente wordt verplaatst

        Wat gaan we doen?
        • Herhaling 1.2
        • Uitleg 1.3
        • Opdrachten
        Leerdoelen
        • Je weet wat massabewegingen zijn.
        • Je begrijpt dat door verwering en erosie gebergten worden aangetast en grind, zand en klei ontstaan.
        • Je kunt een rivierdal en een gletsjerdal herkennen aan de hand van kenmerken op een foto.

        Slide 17 - Tekstslide

        H1: Landschappen
        §3: Gesteente wordt verplaatst

        Leerdoelen herhaling §2
        • Je weet het verschil tussen mechanische en chemische verwering en hoe die verwering verloopt.
        • Je begrijpt waarom het klimaat invloed heeft op de aard en snelheid van verweringsprocessen.
        • Je kunt aan de hand van een tekening uitleggen hoe grotten ontstaan.

        Slide 18 - Tekstslide

        H1: Landschappen
        §3: Gesteente wordt verplaatst

        Uitleg
          Massabewegingen: los gesteente rolt, schuift of valt langs een helling.
          Erosie: de uitschurende werking van stroming water, wind of ijs. Net verweerd gesteente is scherp en hoekig.

          Slide 19 - Tekstslide

          Gletsjers ontstaan in berggebieden met voldoende sneeuw en lage temperaturen. De sneeuw hoopt zich op en wordt samengeperst tot ijs. Als gevolg van de zwaartekracht zal een deel van het ijs door de bergen naar beneden kruipen.
          Ook gletsjers zorgen voor erosie van de bodem en de zijkanten van de bergen. Wanneer in warmere perioden de gletsjers smelten, verschijnt een dal met de vorm van de letter U.
          In de bovenloop schuurt het grind in de rivier over de bodem en langs de zijkanten. Dit noemen we erosie. Na miljoenen jaren zal de rivier uiteindelijk een dal uitslijten. Rivierdalen hebben de vorm van de letter V.
          Nadat hard gesteente door mechanische verwering is verbrokkeld, zal het losse materiaal langs de helling naar beneden bewegen. Stenen vallen, rollen of schuiven naar beneden en vormen een helling van puin onderaan de berg. Soms komen grote stenen op de weg terecht.
          Het verweringsmateriaal wordt onderaan de helling door snelstromende rivieren meegenomen. Tijdens dat transport botsen de stenen tegen elkaar en breken in kleinere stukjes, grind.

          Slide 20 - Tekstslide

          H1: Landschappen
          §3: Gesteente wordt verplaatst

          Van gletsjer naar zee: hoe steiler de afdaling, hoe groter de verwerende kracht, hoe groter het geërodeerde achtergebleven gesteente.

          Erosie
          Gletsjer
          - Allerlei gesteente wordt meegenomen. Het meest kenmerkend zijn de zwerfkeien. Denk aan de Hunebedden.
          -Firnbekken , een komgebied in de bergen  waar sneeuw ophoopt en ijs onststaat.


          Rivier
          - Bovenloop: er zal grind worden meegenomen. Doordat de stenen tegen elkaar en tegen de rotswanden schuren worden de stenen langzaam afgerond.
          - Middenloop:door het afnemen van de stroomsnelheid kunnen de grote afgeronde grindkiezels worden afgezet. Kleiner materiaal is te licht en wordt verder meegenomen.
          - Benedenloop: hoe langzamer de rivier gaat stromen hoe kleiner de korrels worden die worden afgezet. Dit gaat van grind naar zand naar klei. 

          Slide 21 - Tekstslide

          Ga met https://earth.google.com/web/ op zoek naar een U-dal of V-dal en lever een screenshot hiervan hier in.
          timer
          10:00

          Slide 22 - Open vraag

          H1: Landschappen
          §3: Gesteente wordt verplaatst

          Leerdoelen herhaling 
          • Je weet wat massabewegingen zijn.
          • Je begrijpt dat door verwering en erosie gebergten worden aangetast en grind, zand en klei ontstaan.
          • Je kunt een rivierdal en een gletsjerdal herkennen aan de hand van kenmerken op een foto.

          Begrippen
          Massabeweging, grind, bovenloop, gletsjers, firnbekkens, fjorden en zand.

          Slide 23 - Tekstslide

          H1: Landschappen
          §4: Waar blijft grind, zand en klei?



          • open LessonUp
          timer
          2:00

          Slide 24 - Tekstslide

          H1: Landschappen
          §4: Waar blijft grind, zand en klei?

          Wat gaan we doen?
          • Herhaling 1.3
          • Uitleg 1.4
          • Opdrachten
          Leerdoelen
          • Je weet op welke manier zandbanken, duinen en delta’s worden gevormd.
          • Je begrijpt dat in een laagvlakte sedimentatie optreedt en dat uit samengeperste sedimenten na lange tijd sedimentgesteenten ontstaan.
          • Je kunt met behulp van een foto de naam en een aantal kenmerken van sedimentgesteente benoemen.

          Slide 25 - Tekstslide

          H1: Landschappen
          §4: Waar blijft grind, zand en klei?

          Leerdoelen herhaling §3
          • Je weet wat massabewegingen zijn.
          • Je begrijpt dat door verwering en erosie gebergten worden aangetast en grind, zand en klei ontstaan.
          • Je kunt een rivierdal en een gletsjerdal herkennen aan de hand van kenmerken op een foto.

          Slide 26 - Tekstslide

          H1: Landschappen
          §4: Waar blijft grind, zand en klei?

          Uitleg
          Van bergtop naar zee:
          • bovenloop, middenloop, benedenloop;
          • grind, zand, klei sedimenteert;
          • door druk van bovenliggende lagen wordt het sediment samengeperst tot sedimentgesteente. Dit gesteente herken je aan laagjes en soms zitten er nog fossielen in.

          Nieuwe lagen sediment worden steeds dikker en waneer dit lang genoeg doorgaat ontstaat er nieuw land, oftewel, een
          delta
          • Een deel van het zand komt in zee terecht en maakt duinen.


          Slide 27 - Tekstslide

          H1: Landschappen
          §4: Waar blijft grind, zand en klei?

          Uitleg
          Hoe ontstaan duinen?
          1. Vanaf zandbanken in zee wordt door de golven zand naar het strand meegenomen. Na elke golf blijft een beetje zand liggen.
          2. De wind neemt het zand mee landinwaarts totdat het een obstakel tegenkomt.
          3. Bij een stuk hout of een plantje ontstaat een klein heuveltje zand dat na verloop van tijd meters hoog wordt, en zodoende een duin vormt. 



          Slide 28 - Tekstslide

          Door druk wordt sediment samengeperst tot gesteente. Voorbeelden van sedimentgesteenten zijn zandsteen, kalksteen en schalie. Waaruit bestaan deze sedimentgesteenten?
          zandsteen
          kalksteen
          schalie
          schelpen
          klei
          zand

          Slide 29 - Sleepvraag

          H1: Landschappen
          §4: Waar blijft grind, zand en klei?
          Leerdoelen herhaling 
          • Je weet op welke manier zandbanken, duinen en delta’s worden gevormd.
          • Je begrijpt dat in een laagvlakte sedimentatie optreedt en dat uit samengeperste sedimenten na lange tijd sedimentgesteenten ontstaan.
          • Je kunt met behulp van een foto de naam en een aantal kenmerken van sedimentgesteente benoemen.

          Begrippen
          Benedenloop, laagvlakte, middenloop, sedimentatie, delta, estuarium, zandbanken, strand, aanslibkusten, duinen, zandsteen, schalie, sedementatie.

          Slide 30 - Tekstslide

          H1: Landschappen
          §5: Het landschap in Hoog-NL



          • open LessonUp
          timer
          2:00

          Slide 31 - Tekstslide

          H1: Landschappen
          §5: Het landschap in Hoog-NL

          Wat gaan we doen?
          • Herhaling
          • Uitleg 1.5
          • Opdrachten
          Leerdoelen
          • Je weet waarom de grond in Hoog-Nederland onvruchtbaar is en hoe het geschikt is gemaakt voor akkerbouw.
          • Je begrijpt hoe het reliëf in Hoog-Nederland is ontstaan en dat daarbij zwerfstenen zijn achtergebleven.
          • Je kunt op een topografische kaart Hoog-Nederland aanwijzen.

          Slide 32 - Tekstslide

          H1: Landschappen
          §5: Het landschap in Hoog-NL

          Uitleg

          Nederland bestaat uit Hoog- en Laag-Nederland. De Rijn, Maas en hun voorlopers hebben vele stroomgebieden gehad. Tijdens de IJstijd (het Pleistoceen) hebben deze rivieren grind en zand afgezet op de plek waar nu Hoog-NL is. 

          Hoe zit dat precies?

          Slide 33 - Tekstslide

          Welke temperatuur wordt in het diagram weergegeven?
          A
          gemiddelde jaartemperatuur
          B
          gemiddelde zomertemperatuur
          C
          gemiddelde wintertemperatuur

          Slide 34 - Quizvraag

          H1: Landschappen
          §5: Het landschap in Hoog-NL

          Uitleg
          Tijdens de voorlaatste koude tijd Saale- ijstijd schoof ijs uit Scandinavie
          Nederland binnen. Verschillende ijstongen duwden de grond
          aan de voorkant en zijkanten op tot stuwwallen. Deze stuw-
          wallen bestaan uit zand en grind dat uit
          voorlopers van de Rijn en Maas is afgezet.
          grote gaten in de stuwwallen zijn 
          smeltwaterdalen.
          Ten noorden hiervan vind je zwerfkeien.

          Slide 35 - Tekstslide

          H1: Landschappen
          §5: Het landschap in Hoog-NL

          Uitleg
          Deze stuwwallen vind je in Hoog-NL terug. 
          Voorbeelden zijn:
          • Veluwe
          • Utrechtse Heuvelrug

          Tegenwoordig zijn de stuwwallen niet meer aangesloten.
          Grote hoeveelheden smeltwater hebben stukken stuwwal 
          afgesleten toen Nederland opwarmde na de IJstijd. Hieruit
          zijn smeltwaterdalen ontstaan.

          Slide 36 - Tekstslide

          H1: Landschappen
          §5: Het landschap in Hoog-NL
          Uitleg
          De arme zandgronden

          • Landschap in hoog Nederland is erg afwisselend.
          • infiltreren,  zand.
          • mest en kunstmest. Grond vruchtbaar.


          Slide 37 - Tekstslide

          H1: Landschappen
          §5: Het landschap in Hoog-NL

          Leerdoelen herhaling 
          • Je weet waarom de grond in Hoog-Nederland onvruchtbaar is en hoe het geschikt is gemaakt voor akkerbouw.
          • Je begrijpt hoe het reliëf in Hoog-Nederland is ontstaan en dat daarbij zwerfstenen zijn achtergebleven.
          • Je kunt op een topografische kaart Hoog-Nederland aanwijzen.

          Slide 38 - Tekstslide

          H1: Landschappen
          §6: Het landschap in Laag-NL



          • open LessonUp
          timer
          2:00

          Slide 39 - Tekstslide

          H1: Landschappen
          §6: Het landschap in Laag-NL

          Wat gaan we doen?
          • Herhaling
          • Uitleg 1.6
          • Opdrachten
          Leerdoelen
          • Je weet welke maatregelen de mens in Laag-Nederland heeft genomen om zich tegen het water te beschermen.
          • Je begrijpt hoe Laag-Nederland is opgevuld met veen en klei.
          • Je kunt met behulp van een foto of topografische kaart aanwijzen of een landschap in Hoog- of in Laag-Nederland ligt.

          Slide 40 - Tekstslide

          H1: Landschappen
          §6: Het landschap in Laag-NL

          Leerdoelen herhaling 
          • Je weet waarom de grond in Hoog-Nederland onvruchtbaar is en hoe het geschikt is gemaakt voor akkerbouw.
          • Je begrijpt hoe het reliëf in Hoog-Nederland is ontstaan en dat daarbij zwerfstenen zijn achtergebleven.
          • Je kunt op een topografische kaart Hoog-Nederland aanwijzen.

          Slide 41 - Tekstslide

          H1: Landschappen
          §6: Het landschap in Laag-NL

          Uitleg
          Het landschap in Laag-Nederland dateert voornamelijk uit het Holoceen, oftewel, de afgelopen 10.000 jaar. Met de temperatuurstijging steeg ook de zeespiegel. Doordat de ijskap kleiner werd ging de plaat waarop Nederland ook wippen. Relatief kon de zeespiegel zowel stijgen (wip hangt naar beneden) als dalen (wip staat omhoog), maar absoluut steeg de zeespiegel. 


          Slide 42 - Tekstslide

          H1: Landschappen
          §6: Het landschap in Laag-NL

          Uitleg


          In Laag-NL zijn tijdens de zeespiegelstijging nieuwe grondsoorten afgezet:
          • Na de eerste zeespiegelstijging wipte Nederland terug en daalde de zeespiegel. Dit leidde tot nieuwe stranden en duinen. Hierachter ontstond een veenmoeras bestaande uit regenwater en dode planten en dieren.
          • Zo'n 1000 v.Chr. steeg de zeespiegel opnieuw en zette een zeekleilaag af bovenop de oude strandwallen. Er ontstond een nieuwe strandwal. Ook de Waddenzee werd gevormd. In deze binnenzee werd klei afgezet als gevolg van de lage stroomsnelheid.
          • Wanneer er openingen in de duinen ontstonden kwam het zeewater weer achter de duinen. Er vormde opnieuw een laag veen

          Slide 43 - Tekstslide

          Combineer de grondsoorten met de juiste omstandigheden.
          Duinzand
          Zeeklei
          Veen
          Dode platenresten onder water zonder zuurstof
          Door golven en wind
          In stilstaand water achter de duinen

          Slide 44 - Sleepvraag

          H1: Landschappen
          §6: Het landschap in Laag-NL

          Uitleg


          Terp
          Bewoners van Laag-Nederland beschermden hun gebouwen tegen overstromingen. Dit deden ze door een kunstmatige heuvel op te werpen waar bovenop ze de gebouwen bouwden. Dit worden terpen genoemd. De plaats Usquert in Groningen is zo ontstaan.
          Dijk
          Na een aantal eeuwen hielpen de terpen niet genoeg meer om droge voeten te houden. Ook werden de gemeenschappen steeds groter. Uiteindelijk werden de terpen met elkaar verbonden. Zo ontstond er een dijk om het water buiten de deur te houden. Het buitendijkse gebied kende nog steeds sedimentatie, waardoor het binnendijkse gebied lager kwam te liggen.
          Wad
          Onze Waddenzee is Unesco-erfgoed. Dit waddengebied is uniek in de wereld. In deze ondiepe zee ontstaan er zandbanken. Het zeewaterpeil is afhankelijk van de getijden; bij eb zijn de zandbanken hoger en bij vloed staat alles onder water. 
          Polder
          "God created the Dutch, the Dutch created the Netherlands". Wij zijn kampioen landaanwinning. Al sinds de middeleeuwen bouwen wij machines om binnendijks moerassig gebied te ontwateren. Deze polders worden tegenwoordig ontwaterd door gemalen

          Slide 45 - Tekstslide

          H1: Landschappen
          §6: Het landschap in Laag-NL

          Leerdoelen herhaling 
          • Je weet welke maatregelen de mens in Laag-Nederland heeft genomen om zich tegen het water te beschermen.
          • Je begrijpt hoe Laag-Nederland is opgevuld met veen en klei.
          • Je kunt met behulp van een foto of topografische kaart aanwijzen of een landschap in Hoog- of in Laag-Nederland ligt.

          Slide 46 - Tekstslide