Examentraining

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Examentraining

Hoe ziet het CE Duits eruit?

- 2,5 uur 

- ca. 40 vragen en 50 punten

--> ca. 3 minuten per vraag (+ ca. 15 minuten controletijd)

- woordenboek 

Voor tips kun je thuis nog de video op de volgende slide bekijken. 

Het grote geheim

Het Centraal Examen vraagt niet per se om leesvaardigheid.

Het vraagt om begrip over wat CITO van je wil.

Weet je dat, dan haal je goede cijfers.

Hoe navigeer je in de tekst?

- Wat is de grote verhaallijn? (plaatje/titel/tussenkop)?

-Heb je signaalwoord(en) aan verband(en) gekoppeld (neutraal)?

-Heb je het verband ook aan positief/negatief (kleur vd schrijver) kunnen koppelen?

-Herken je vragensoorten (open/gesloten/juist, onjuist/citeer)?

- Check je of je antwoord in de verhaallijn past?

Welk signaalwoord/functiewoord hoort bij welk tekstverband? Sleep de goede antwoorden naar elkaar toe.

zum Beispiel

zudem

denn

obwohl

daher

voorbeeld

opsomming

reden / oorzaak

tegenstelling

gevolg / conclusie

Der Lehrer ist symphatisch. Er hat ..... alle Schülern gute Noten und Leckeres gegeben.

1. obwohl
2. denn
3. zum Beispiel
4. daher

Ich habe wirklich alles gemacht um gute Noten zu bekommen: viele Stunden gelernt, geübt und immer Hausaufgaben gemacht

1. gevolg/conclusie
2. vergelijking
3. concretiseren
4. tegenstelling

Ich mache alle Aufgaben mit den Trucs von Herrn Lucassen. Schließlich habe ich die Leseprüfung gut bestanden.

1. gevolg/conclusie
2. reden/verklaring
3. tegenstelling
4. uitbreiding/opsomming

Instructies voor het lezen

1. Lees de titel (+ondertitel) en de inleiding. Kijk naar het plaatje. 

2. Lees meteen de eerste vraag (niet eerst de tekst!). 

3. Onderstreep het stukje tekst waar de vraag over gaat. 

4. Lees de tekst vanaf de vorige vraag tot de nieuwe vraag. 

5. Ga terug naar de vraag. Bekijk per antwoord of je de woorden of het idee / gevoel van dat antwoord uit de tekst kunt halen. Zo niet, streep dan het antwoord door. Bedenk dat het goede antwoord vaak in de buurt van een signaalwoord of dubbele punt staat. 

6. Vaak houd je nu het goede en "bijna goede" antwoord over. Lees de vraag en de tekst nog eens goed door. Hoe meer er uit de tekst in het antwoord terug komt, hoe beter. 

GECCF- Welke herken je?

1) Gatenvraag (Lücke, Ergänzung)- woord invullen

2) Emotievraag- ironisch, zakelijk, teleurgesteld

3) Verwijsvraag

4) Citeer vraag: welk woord geeft weer....?

5) Conclusie/uitspraak-vraag (o.a. juist/onjuist)

6) Functievraag (verklaring, uitbreiding, generalisering)

Stappenplan gatenvraag #Lücke/Ergänzung

1 titel, plaatje, intro                         -->        grote lijn

2 lees tot het gat + 1 zin             

3 signaalwoorden onderstrepen / vertalen 

4 positief / negatief?                 --> kies dan het positieve of

                                                                       negatieve antwoord      

5  tegenstelling in antwoord: A groot    B leuk    C klein   D koud   

--> één van de twee moet je hebben             

Kapitel 10, Aufgabe 2.1 und 2.4 machen 

Gatenvraag

Welche Ergänzung passt in die Lücke? (Zeile 36) 

Welche Seite von P.S. wird im 2. Absatz betont? Is een ....-vraag

1. conclusie/uitspraak
2. citeer
3. emotie
4. gatenvraag

7) Citeer woord- moeilijk reis vervolgen

Sie traf auf eine Gruppe von Syrern, die seit Stunden orientierungslos über die Insel ging. Ihr Schlepper hatte sie ohne Karte abgesetzt, sie suchten verzweifelt nach einem Haufen, um von dort aus ihre Reis aufs Festland fortzusetzen.

8) Welches Wort kann man im Sinne des Textes zwischen "wurde" und "klar" einfügen? 

Gatentekst vs. functie (alinea's) 

Welches 'Wort' einfügen?
dadurch, dennoch, trotzdem

1. gatenvraag
2. functievraag

"Die Idee... darauf gekommen" (Zeile 46- 47) 

Wat betekenen de antwoortopties?

"Die Idee ... darauf gekommen?"= type vraag

1. functie
2. gaten
3. conclusie
4. emotie

Emotievraag

De maker wil dat je een emotie: negatieve vs. positieve inkleuring van de boodschap door de auteur herkent. 

Vaak gevraagd naar ironie, sarcasme, teleurstelling, zelfspot etc.

Wie lässt sich der Ton des Textes am besten charakterisieren?

A) Bedrückt

B) Beigeistert

C) sachlich

D) wissenschaflich

Vertaal wissenschaflich, begeistert, bedrückt

Tekst 6, vraag 19 

"Militärische Kleidung... Fantasie-Uniformen."(Zeile 8-9)

Wie schließt dieser Satz an den 1. Absatz an?

Mit: 

-Erläuterung

-Erweiterung

-Verallgemeinerung

Vertaal Erläuterung, Erweiterung, Verallgemeinerung

Wat voor type vraag?

1. emotie
2. conclusie/uitspraak
3. functie
4. gat