1.1 Cultuur en Identiteit

1.1 Cultuur en Identiteit
1 Cultuur en identiteit
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.1 Cultuur en Identiteit
1 Cultuur en identiteit

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Als mensen lang met elkaar samenleven dan ontwikkelen ze een gezamenlijke cultuur
Cultuur
Onder cultuur verstaan we alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken van een groep.

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeelden van cultuur
  • Handgeven bij ontmoeting
  • Nederlands praten
  • In de ogen aankijken bij een gesprek
  • Respect hebben voor elkaar
  • Dodenherdenking
  • Kerstmis
  • Elk land heeft zijn eigen cultuur

Slide 4 - Tekstslide

Dominante cultuur
Dominante cultuur tegenover subcultuur. 
Iedereen hoort bij de dominante cultuur en bij meerdere subculturen
Dominante cultuur
De cultuur van de meerderheid van de mensen in een samenleving
subcultuur
is een groep mensen met waarden, normen en cultuurkenmerken die gedeeltelijk afwijken van de dominante cultuur.

Slide 5 - Tekstslide

Veel cultuurverschillen tussen mensen hebben te maken met de volgende factoren:
- Stad en platteland
- Inkomen en maatschappelijke positie
- Land van herkomst van jou of je (voor) ouders
- Leeftijd
- Mannen en vrouwen (rolpatronen)
- Godsdienst

Slide 6 - Tekstslide

Cultuurverschillen uitgelegd
Stad en platteland --> Stad is meer anoniem in dorpen vindt meer sociale controle plaats
Inkomen en maatschappelijke positie --> Rijke mensen gedragen zich anders dan armere mensen
Land van herkomst van jou of je ouders --> andere tradities, eten enz
Leeftijd --> Kleding, muzieksmaak eten is anders dan bij je opa/oma
Mannen en vrouwen --> Hoe mannen en vrouwen zich moeten gedragen is anders. Mannelijke hobbies/interesses. Ook wel rolpatronen (hoe dien je je te gedragen)
Godsdienst --> Andere geloven hebben andere rituelen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Leg uit waarom je in de stad meer individuele vrijheid hebt dan op het platteland

Slide 9 - Open vraag

persoonlijke identiteit:
smaak, karakter, talent
sociale identiteit. Je verbondenheid met de groep

Slide 10 - Tekstslide

Internalisatie & identiteit:
Internalisatie:
Aangeleerde normen & waarden zijn vanzelfsprekend gedrag geworden. 
Je denkt er niet meer bij na. 

Identiteit:
Is de persoon die jij bent, gevormd door al je kenmerken en je ervaringen. 

Slide 11 - Tekstslide





Is je karakter aangeboren of aangeleerd?

Slide 12 - Tekstslide

Een 'klik' hebben met iemand
  • Als je met iemand omgaat waarmee je een 'klik' hebt, dan noemen we dat identificatie

  • ''Dat je bepaalde kenmerken van jezelf herkent bij de ander''.

Slide 13 - Tekstslide

Mensen zijn uniek, maar horen ook altijd bij een groep.
Limburgers zijn een groep, net als katholieken, of
PSV-supporters. Bij groepsidentificatie voel je je verbonden met een groep mensen, omdat je dezelfde kenmerken of gewoonten hebt. In een groep ontstaat een wij-gevoel: het gevoel dat je bij elkaar hoort. Maar met ‘wij’ kan je ook mensen uitsluiten: ‘zij’. Uitsluiting betekent dat je er niet bij hoort.




Slide 14 - Tekstslide

Groepsnormen
  • Normen en waarden kunnen ook binnen Nederland verschillen. Elke groep heeft zijn eigen gebruiken.

  • Groepsdruk: het gevoel dat je je MOET aanpassen aan de gebruiken van een groep.

  • Pesten is vaak ook een vorm van groepsdruk: "straks ben ik de sjaak"

Slide 15 - Tekstslide

Groepsdruk
Het gevoel dat je je moet aanpassen aan de gewoonten van de groep
Leidt tot positief maar ook tot negatief gedrag.
Wie kan een voorbeeld bedenken van positief gedrag door groepsdruk?

Slide 16 - Tekstslide