In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Wilkommen!
.
Slide 1 - Tekstslide
TL
grammatica herhaling
nieuwe woordjes
Schritt 19, ab Seite 28
Aufgabe 2 A+B
Aufgabe 3 A, B, C en D
Aufgabe 7+9
kijk op blz. 183 voor uitleg van de herhaalgrammatica
Havo
Het bezittelijk voornaamwoord
korte uitleg Mevrouw Auer
Schritte 19, ab Seite 23
Aufgabe 3 A, B en C
Aufgabe 5
Slide 2 - Tekstslide
Die Lernziele:
-Je kunt het bezittelijk voornaamwoord juist toepassen
Slide 3 - Tekstslide
De bezittelijke voornaamwoorden
Slide 4 - Tekstslide
Het bezittelijke voornaamwoord:
- geeft een bezit aan
- staat vóór een zelfstandig naamwoord
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:
- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.
- Dat is jouw huis. / Das ist dein Haus.
- Waar is zijn fiets? / Wo ist sein Fahrrad?
Slide 6 - Tekstslide
ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
unser(e)
ons/onze
euer/eure
jullie
ihr(e)
hun
Ihr(e)
Uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden
Slide 7 - Tekstslide
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
dasKind
die Autos
einMann
eine Frau
einKind
keine Autos
mein Mann
meine Frau
mein Kind
meine Autos
Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden
Het onbepaalde lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woordenen in het meervoud een -e. Dat geldt ook voor de bezittelijke voornaamwoorden.
Slide 8 - Tekstslide
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das Kind
die Autos
mein Mann
deine Frau
dein Kind
deine Autos
Voorbeelden:
- Mein___________ Bruder (m) hat Zahnschmerzen.
- Unser__________ Eltern (mv) sind sehr lieb.
- Euer____________ Lehrerin (v) hat Hunger.
- Ihr______________ Baby (o) schläft.
Slide 9 - Tekstslide
Bezittelijke voornaamwoorden
Slide 10 - Tekstslide
Oefenen
ga oefenen in je boek
blz. 23, opdracht 3 A,B en C, opdracht 5
Klaar? laat het bij mij zien en ga verder met je flashcards
Slide 11 - Tekstslide
Wat is een bezittelijk voornaamwoord? (in het Nederlands)
Slide 12 - Open vraag
Welke DUITSE bezittelijke voornaamwoorden ken je?
Slide 13 - Woordweb
Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud
Slide 14 - Quizvraag
Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e?
Slide 15 - Open vraag
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin? Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin? Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes
Slide 17 - Quizvraag
Nu in het Duits!
Slide 18 - Tekstslide
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin? Wie alt ist dein Opa?
A
Opa
B
dein
C
alt
D
Wie
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin? Mein Handy ist neu!
A
Handy
B
ist
C
Mein
D
neu
Slide 20 - Quizvraag
Ken je de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?
Slide 21 - Tekstslide
Bezittelijk voornaamwoord: vertaal: haar
A
unser(e)
B
euer(e)
C
ihr(e)
D
sie
Slide 22 - Quizvraag
Bezittelijk voornaamwoord: vertaal: jouw
A
dein(e)
B
sein(e)
C
ihr(e)
Slide 23 - Quizvraag
Bezittelijk voornaamwoord: vertaal: uw
A
Ihr(e)
B
ihr(e)
C
dein(e)
D
euer(e)
Slide 24 - Quizvraag
Bezittelijk voornaamwoord: vertaal: jullie
A
Ihr(e)
B
ihr(e)
C
dein(e)
D
euer/ eure
Slide 25 - Quizvraag
Bezittelijk voornaamwoord: vertaal: zijn
A
dein(e)
B
ihr(e)
C
sein(e)
D
unser(e)
Slide 26 - Quizvraag
Sein.. Vater (m) ist krank
A
sein
B
seine
Slide 27 - Quizvraag
Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft
A
Ihr
B
Ihre
Slide 28 - Quizvraag
Euer- Schule ist wegen Corona geschlossen.
A
Eure
B
Euere
Slide 29 - Quizvraag
Einde
Slide 30 - Tekstslide
Hausaufgaben: Kijk in Learnbeat of je de opdrachten van Schritt 17-21 hebt gemaakt. Maak voor jezelf een samenvatting en schrijf de woordjes, zinnetjes en grammatica over.