Engels

Engels
door lieke tycho en isa
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Engels
door lieke tycho en isa

Slide 1 - Tekstslide

PAST PERFECT
Welke zin gebruikt de Past Perfect?
A
I was waiting for hours before he came.
B
I have waited for hours before he came.
C
I had waited for hours before he came.
D
I waited for hours before he came.

Slide 2 - Quizvraag

Past perfect is?
A
eerder dan iets anders in de verleden tijd
B
tegenwoordige tijd
C
verleden tijd, nu nog invloed
D
verleden tijd

Slide 3 - Quizvraag

past perfect
A
when something started and stopped in the past
B
when something went on for a while in the past
C
when something happened before something else in the past
D
when something started in the past in goes on until the present

Slide 4 - Quizvraag

Past perfect:
in welke zin wordt de past perfect gebruikt?
A
I watched my brother leave the store.
B
I was watching tv when he left the store.
C
I have just watched him leaving the store
D
I had watched him leaving the store when I spoke to you.

Slide 5 - Quizvraag

T/F: past simple becomes past perfect; present perfect becomes past perfect; past perfect stays past perfect
A
true
B
false

Slide 6 - Quizvraag

One<> Ones
A
Ones gebruik je bij meervoud, one bij enkelvoud
B
One gebruik je alleen bij meervoud
C
Ones gebruik je bij enkelvoud
D
One gebruik je bij meervoud en ones bij enkelvoud

Slide 7 - Quizvraag

Cartoons? I really like the one/ones made by Disney.
A
one
B
ones

Slide 8 - Quizvraag

You've got expensive books and cheap one/ones.
A
one
B
ones

Slide 9 - Quizvraag

The black suit is nicer than the brown
one / ones.
A
one
B
ones

Slide 10 - Quizvraag

Paperback or hardcover? Which one/ones do you choose?
A
one
B
ones

Slide 11 - Quizvraag

Past Simple vs. Present Perfect
I ............in London when I was a child
A
lived
B
have lived

Slide 12 - Quizvraag

Past simple vs Present perfect

I _________ to school yesterday
A
have walked
B
walked

Slide 13 - Quizvraag

Past simple vs Present perfect
He ... (come / just) home


A
PAST SIMPLE just came
B
PRESENT PERFECT has just come

Slide 14 - Quizvraag

Past simple vs Present perfect
I ... (be) in London before.
A
was
B
have been

Slide 15 - Quizvraag

Past Simple vs Present Perfect

I __________ to Croatia.
A
have never been
B
never went

Slide 16 - Quizvraag

wat betekend UNLIKE
A
in tegenstelling tot
B
niet leuk vinden
C
niet aardig vinden
D
in tegenstelling van

Slide 17 - Quizvraag

wat betekent coast
A
strand
B
kust
C
zand
D
zee

Slide 18 - Quizvraag

wat betekent laze
A
lui
B
luieren
C
luist
D
moe

Slide 19 - Quizvraag

wat betekent become extinct
A
weggaan
B
uitsterven
C
doodgaan
D
vertrekken

Slide 20 - Quizvraag

wat betekent ignore
A
negeren
B
vergeten
C
luisteren
D
blokken

Slide 21 - Quizvraag

pest
soil
fly
fancy
bush
wildernis
bodem
plaag
vliegen
chic

Slide 22 - Sleepvraag

wat betekent 'a tall story'
A
een goed verhaal
B
een sterk verhaal
C
een lang verhaal

Slide 23 - Quizvraag

wat betekent 'I heard it through the grapevine'
A
het is me ter ore gekomen
B
het is me te veel

Slide 24 - Quizvraag

wat betekent 'its the same old story'
A
het is steeds hetzelfde verhaal
B
het is steeds hetzelfde liedje

Slide 25 - Quizvraag

wat betekent 'to read between the lines'
A
tussen de lijnen door lezen
B
tussen de regels door lezen

Slide 26 - Quizvraag

wat betekent 'to take something with a pinch of salt'
A
iets met een korreltje zout opnemen
B
iets met een korreltje zout nemen

Slide 27 - Quizvraag