In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 25 min
Onderdelen in deze les
Good morning 1B!
Slide 1 - Tekstslide
WEEK 5
TUESDAY
THURSDAY
Check WEEK 4 + Grammar 3.5
Whatever YOU need..
DE PLANNER & HET HUISWERK ZULLEN OOK IN MAGISTER KOMEN TE STAAN.
WEDNESDAY
Grammar 3.7
Bezittelijke vnw. +Alfabet
Slide 2 - Tekstslide
Homework
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen
De leerling weet wat grammatica much/many is.
De leerling kan in eigen woorden vertellen wat de regel van much/many is.
Slide 4 - Tekstslide
much and many
much = veel many = veel Wanneer gebruiken we much en wanneer many?
Slide 5 - Tekstslide
Kijk naar de voorbeelden
wat zou de regel kunnen zijn?
I don't have much money. How many friends do you have? He has got many books. They drink much coffee.
Slide 6 - Tekstslide
de regel
Much gebruik je voor "uncountable" nouns = znw die geen meervoud hebben bv money Many gebruik je voor "countable"nouns = znw die een meervoud hebben bv coins
Slide 7 - Tekstslide
Wat betekenen de woorden much & many?
Slide 8 - Woordweb
MUCH
MANY
trainers
boots
salt
people
time
advice
children
water
sheep
money
cheese
homework
Slide 9 - Sleepvraag
Telbaar
Ontelbaar
Euros
A loaf of bread
Money
Bread
People
a cup of coffee
book
sand
Telephone
information
hour
egg
milk
Time
food
dog
air
coffee
Slide 10 - Sleepvraag
Much or many?
Slide 11 - Tekstslide
I have got ...................................sisters.
A
MANY
B
MUCH
Slide 12 - Quizvraag
There is .........................wind today.
A
MANY
B
MUCH
Slide 13 - Quizvraag
7. Are there .... customers in the shop?
A
much
B
many
Slide 14 - Quizvraag
5. There wasn't ..... sun.
A
much
B
many
Slide 15 - Quizvraag
There are............................people in New York.
A
MANY
B
MUCH
Slide 16 - Quizvraag
FINISH
week 4 BEFORE 4pm!
Slide 17 - Tekstslide
New grammar: alphabet
Verwarrende letters:
Nederlands
Engelse uitspraak
A
EE
E
IE
I
AAI
H
EETSJ
W
DABBEL JUU
Y
WAAI
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
She has a book. It is ___ book.
A
her
B
his
C
she
D
its
Slide 20 - Quizvraag
The cat has a collar. ____ collar is the colour red.