3.2 De waarde van risico's

3.2 De waarde van risico's
Deze les:
- Herhalingsvraagjes 3.1
- 3.1 bespreken
- Uitleg 3.2
- Maken 3.2
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

3.2 De waarde van risico's
Deze les:
- Herhalingsvraagjes 3.1
- 3.1 bespreken
- Uitleg 3.2
- Maken 3.2

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn effecten?
A
Gevolgen van iets
B
Rechten met een financiële waarde
C
Documenten
D
Verwachte waarde

Slide 2 - Quizvraag

Welke 3 effecten hebben we besproken?

Slide 3 - Open vraag

Nakijken 3.1
1    a    Met een aandeel ben je (mede)eigenaar van een bedrijf en ontvang je een deel van de winst (dividend). Met een obligatie ben je geen eigenaar. Je ontvangt rente. Een aandeel heeft een hoger risico. Een aandeel heeft geen bepaalde looptijd.
    b    Je steekt geld in een bedrijf; je loopt het risico dat je het geld niet terugkrijgt; de koers schommelt.
    c    De koers schommelt meer, omdat de koers afhankelijk is van de te verwachten winst van het bedrijf. De koers kan dus flink stijgen, meer dan bij obligaties.
    d    Het risico op een groot verlies. Je weet niet of de koersen gaan stijgen of dalen. Je weet niet wat de toekomst brengt. Als de toekomst er rooskleurig uitziet, kopen veel beleggers effecten en zit de hoge verwachting al snel in de hoge koersen ‘ingebakken’. Als de toekomst dan toch iets minder goed dan verwacht uitvalt, maak je ook weer verlies.

Slide 4 - Tekstslide

Nakijken 3.1
2    1-D, 2-E, 3-A, 4-B, 5-C
3    De kans dat de staat failliet gaat of niet tot uitbetalen kan overgaan, is heel klein – kleiner dan bij een bedrijf.

Slide 5 - Tekstslide

Nakijken 3.1
4    a    Het risico is laag. Als er veel risicoaverse beleggers zijn, is een lot van loterij A gewilder dan die van loterij B en C.
    b    Loterij B heeft dezelfde eigenschappen als loterij C, maar een lagere verwachte opbrengst. Beleggers die risico niet mijden, kiezen bij dezelfde prijs allemaal voor loterij C en niet voor loterij B.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Voorbeeld
Stel, een belegger heeft € 1000. Dit kan hij op vier verschillende manieren beleggen:
- Op een spaarrekening op de bank zetten
- Een staatsobligatie van kopen
- Een bedrijfsobligatie van kopen
- Aandelen van kopen

Slide 8 - Tekstslide

Spaarrekening en staatsobligatie
Beleggen door te sparen of een staatsobligatie te kopen hebben weinig tot geen risico. De kans dat Nederlandse banken of de Nederlandse overheid niet uitbetalen is klein. Het rendement is echter ook niet hoog; stel dat de rente 3% is; het verwachte rendement is dan 3%.

Slide 9 - Tekstslide

Verwacht rendement
Stel: onderneming doet investering van €10.000,-
Succes levert €30.000,- op. De kans daarop is 0,5.
Geen succes: €0,-. De kans daarop is ook 0,5.


Slide 10 - Tekstslide

Stel: onderneming doet investering van €10.000,-
Succes levert €30.000,- op. De kans daarop is 0,5.
Geen succes: €0,-. De kans daarop is ook 0,5.
Wat is het risico?

Slide 11 - Open vraag

Verwacht rendement
Om rendement uit te rekenen, moet je de opbrengst weten.
Verwachte opbrengst is:
Of €30.000,-, waar je een kans op hebt van 0,5.
Of €0,-, waar je een kans op hebt van 0,5.

Dus: 0,5 x 30.000 + 0,5 x 0 = €15.000,-

Slide 12 - Tekstslide

Verwacht rendement
Let op: je moet rekenen met de verwachte opbrengst min de investeringskosten.

Dus: 15.000 - 10.000 = €5.000

Verwacht rendement: opbrengst / investering x 100 =
5.000 / 10.000 x 100 = 50%

Slide 13 - Tekstslide

Rendement op aandelen
Als een onderneming nieuwe aandelen uitgeeft noemen we dat aandelenemissie.
Als 100 aandelen voor €100,- worden verkocht, levert dat €10.000,- aan eigen vermogen op.
Dat kan het bedrijf gebruiken om de investering te betalen.
Als de investering een succes wordt, maakt de onderneming winst.

Slide 14 - Tekstslide

Rendement op aandelen
Stel: van de winst wordt €25.000,- uitgekeerd aan aandeelhouders.
Iedere aandeelhouder krijgt 25.000 / 100 = €250,-.
Als de investering geen succes wordt, maakt de onderneming geen winst en wordt er geen dividend uitgekeerd.

Slide 15 - Tekstslide

Rendement op aandelen
Wat is het verwachte rendement?

1. Eerst de investeringopbrengst uitrekenen.
0,5 x €250 + 0,5 x €0 - €100 = €25,-

2. Verwacht rendement uitrekenen
25 / 100 x 100% = 25%

Slide 16 - Tekstslide

Rendement op aandelen
Het rendement op dit aandeel is 25%. Dat is veel.
Maar: er is natuurlijk een risico dat het geen succes wordt en dan krijg je niks.
0,5 x €100 = €50,-. Dit is het risico.
Dus: hoog rendement, maar wel met een risico van €50,-.

Slide 17 - Tekstslide

Staatsobligaties
Als je geen risico wil, kan je beter staatsobligaties kopen.
Voor een obligatie van €100,- krijg je bijvoorbeeld 6% rente. Dat is minder dan 25%, maar de opbrengst is wel zeker, want de overheid betaalt wel.

Slide 18 - Tekstslide

Beleggen
Vaak is het rendement op een staatsobligatie wat lager dan bij een aandeel en een bedrijfsobligatie.
In het algemeen geldt: hoe meer rendement je verwacht, hoe hoger het risico is.

Risicopremie: een premie bovenop het rendement van het risicoloze alternatief.

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk
Maak 3.2 : 5-9

Slide 20 - Tekstslide