H3.1 Genotype en fenotype

Genetica
"Erfelijkheidsleer"
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Genetica
"Erfelijkheidsleer"

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt omschrijven wat het genotype en fenotype is van een organisme.
  2. omschrijven wat DNA-sequentie en genexpressie betekenen. 
  3. Je kunt uitleggen hoe een fenotype tot stand komt. 

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer

Slide 4 - Tekstslide

Genotype en fenotype
Genotype

Fenotype


Slide 5 - Tekstslide

Chromosomen 

Slide 6 - Tekstslide

Genen
Een gen bevat informatie voor een of meerdere erfelijke eigenschappen.


Het is een deel van een chromosoom.

Altijd één gen van je moeder en één gen van je vader!




Slide 7 - Tekstslide

Genotype: alle erfelijke informatie die vaststaat in het DNA/chromosomen.

Fenotype: het uiterlijk van een organisme.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Genen aan en uit
  • Elke cel heeft dezelfde genen.
  • Genexpressie. De genen staan aan!
  • Inactivatie. De genen staan uit
  • Voorbeeld: levercel maakt geen haren aan. 

Slide 11 - Tekstslide

  DNA

Slide 12 - Tekstslide

Milieufactoren
Hoe je eruitziet wordt niet alleen bepaald door genotype , maar ook door milieu factoren 
Genotype en milieufactoren samen is fenotype

Slide 13 - Tekstslide

Genotype of milieu?
 Sommige eigenschappen (vrijwel) uitsluitend bepaald door genotype 
 Voorbeelden? 
oogkleur, bloedgroep 
 
 Andere eigenschappen (vrijwel) uitsluitend bepaald door milieu 
 Voorbeelden? 
 Litteken, lengte van de nagels 
  
 Bij veel eigenschappen stelt genotype de uiterste grenzen vast en  bepaalt het milieu hoe dicht de grenzen worden benaderd 
 
Voorbeeld? 
litteken, lengte van de nagels 
 
 
 Bij veel eigenschappen stelt genotype de uiterste grenzen vast en 
  bepaalt het milieu hoe dicht de grenzen worden benaderd 
 
Voorbeeld? 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Dus...
  1. Je kunt omschrijven wat het genotype en fenotype is van een organisme.
  2. omschrijven wat DNA-sequentie en genexpressie betekenen.
  3. Je kunt uitleggen hoe een fenotype tot stand komt.

Slide 16 - Tekstslide

Opdrachten
Maak opdracht 1 t/m8 

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een FENOTYPE en een GENOTYPE?
A
Het fenotype is het totale DNA in je cellen en het genotype zijn de zichtbare uiterlijke kenmerken.
B
Het genotype zijn alle verschillende cellen en het fenotype zijn alle verschillende genen.
C
Het fenotype zijn alle verschillende cellen en het genotype zijn alle verschillende genen.
D
Het genotype is het totale DNA in je cellen en het fenotype zijn de zichtbare uiterlijke kenmerken.

Slide 18 - Quizvraag

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 19 - Quizvraag

Een allel is een variant van een
A
basepaar
B
nucleotide
C
gen
D
chromosoom

Slide 20 - Quizvraag