Thema 4. 4 SPIEREN

Thema 5 stevigheid en bewegen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 5 stevigheid en bewegen

Slide 1 - Tekstslide

Basisstof: spieren
Kader: basisstof 4

Slide 2 - Tekstslide

Wat is geen beenverbinding?
A
naad
B
vergroeid
C
kraakbeen
D
bindweefsel

Slide 3 - Quizvraag

Wat voor beenverbinding is de knie?
A
Kraakbeenverbinding
B
Vergroeid
C
Gewricht
D
Naden (naadverbinding)

Slide 4 - Quizvraag


In de afbeelding hiernaast is een beenverbinding aangegeven met Q.
Welke beenverbinding is aangegeven met Q?
A
Vergroeide beenverbinding
B
Naadverbinding
C
Kraakbeenverbinding
D
Gewricht

Slide 5 - Quizvraag

In de afbeelding zijn enkele beenverbindingen getekend.

Bij welk van deze beenverbindingen is de meeste beweging mogelijk?
A
bij nummer 1
B
bij nummer 2
C
bij nummer 3

Slide 6 - Quizvraag


In de afbeelding zijn enkele beenverbindingen getekend.
Bij welke van deze beenverbindingen is een beetje beweging mogelijk?
A
1
B
2
C
3

Slide 7 - Quizvraag

Hoe noem je deze beenverbinding?
A
Gewricht
B
Vergroeid
C
Kraakbeen
D
Naad

Slide 8 - Quizvraag

Doel van deze les:
  • Op het einde van de les moet je de werking van een spier kunnen beschrijven.

Slide 9 - Tekstslide

Bouw van het skelet (geraamte)
206 beenderen (botten)
  • Schedel
  • Wervelkolom
  • Borstkas
  • Schoudergordel
  • Heupbeenderen
Romp
Ledenmaten

Slide 10 - Tekstslide

Spieren 
2 type:
  • Skeletspieren
  • Orgaanspieren (niet bewust)

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg spierbevestiging en spierbewegingen 

Slide 12 - Tekstslide

Het menselijk lichaam telt meer dan 600 spieren. 

Spieren zitten overal, zelfs in de ogen en de huid (kippenvel). Ook het hart is een spier.

Veel spieren zorgen voor beweging. 


Slide 13 - Tekstslide

Spierstelsel (skeletspieren)
Functie 
  • Bewegen 

Verbinding bot en spier
- Door pezen
- Aanhechtingsplaats
- Pezen kunnen niet samen trekken

Slide 14 - Tekstslide

Spierstelsel (skeletspieren)
Functie 
  • Bewegen 

Verbinding bot en spier
- Door pezen
- Aanhechtingsplaats
- Pezen kunnen niet samen trekken

Slide 15 - Tekstslide

Pezen
Functie
  • Verbinding bot en spier
  • Kan niet samentrekken
  • Aanhechtingsplaats

Slide 16 - Tekstslide

Pezen
Functie
  • Verbinding bot en spier
  • Kan niet samentrekken
  • Aanhechtingsplaats

Slide 17 - Tekstslide

Spieren
Functie
  • Bot laten bewegen
  • Samentrekken

Spier bij samentrekken
  • Korter
  • Dikker

Slide 18 - Tekstslide

Spieren bewegen maar naar één kant
Elke spier heeft een tegenovergestelde spier

Antagonistisch paar (buig & strekspier)

Slide 19 - Tekstslide

Antagonist
2 spieren die gezamenlijk een bot in een bepaalde richting kunnen bewegen

  • Biceps, Triceps
  • Voorste bovenbeenspier, hamstrings
  • Buikspieren, onderrugspieren
  • Borst spier, boven rugspieren

Ze werken samen

Slide 20 - Tekstslide

Samenwerking
Antagonisten (tegenstelde beweging)
  • Werken samen
  • 1 spant aan
  • de ander (antagonist) ontspant

Slide 21 - Tekstslide

Orgaanspieren
Laten onze organen bewegen (niet bewust gaat vanzelf)
  • hartspieren
  • ademhalingspieren
  • Spijsverteringsspieren 
(maag, darm, slokdarm)

Slide 22 - Tekstslide

Vragen 

Slide 23 - Tekstslide

Als je een spier samentrekt, wordt de spier....
A
korter en dikker
B
langer en dunner
C
korter en dunner
D
langer en dikker

Slide 24 - Quizvraag

Als spier 2 korter wordt, wordt spier 4...
A
Korter
B
Langer

Slide 25 - Quizvraag

Bekijk het plaatje, als de spier dik is dan is de spier...
A
Aangespannen
B
Ontspannen

Slide 26 - Quizvraag

Kippenvel ontstaat door spieren. Wat klopt over deze spieren?
A
De spieren zitten vast aan botten
B
De spieren bevinden zich in de huid
C
Het komt zowel voor dat deze spieren aan botten als aan de huid vast zitten

Slide 27 - Quizvraag

Hoe noem je de tegengestelde spier van een spier die actie onderneemt?
A
Antagonist
B
Anagonist
C
Reverse musculus
D
Antiwerker

Slide 28 - Quizvraag

Wat is er anders aan orgaanspieren ten opzichte van de skeletspieren?
A
bewegen alleen als je eraan denkt.
B
Je kan ze makkelijk aansturen.
C
bewegen zonder dat je je er bewust van ben.

Slide 29 - Quizvraag

Aan de slag
maken 4.4 opdracht 1 tot en met 8

Slide 30 - Tekstslide