do 11 febr

• Klassieke Talen
• Voortgezet speciaal onderwijs

Latijn 2

Tekst 20 r.1 t/m 9

Heb je de tekst vertaald?

ja

nee

Wie was Spartacus?

1. een gladiatorentrainer (lanista)
2. een slaaf (servus)
3. een heer des huizes (dominus)
4. een beroepsmilitair (miles)

Spartacus gladiator fortis fuit, servus lanistae crudelioris.

1. Spartacus was een sterke gladiator, de slaaf van wreedste gladiatorentrainer
2. Spartacus is een dappere gladiator, een slaaf van de wredere gladiatorentrainer
3. Spartacus is een sterke gladiator geweest, de best wel wrede slaaf van een gladiatorentrainer
4. Spartacus was een dappere gladiator, de slaaf van een nogal wrede gladiatorentrainer

Cum gladiatoribus aliis fugere constituit. Fugitivi ierunt ad montem Vesuvium.

Hij besloot/heeft besloten te vluchten samen met andere gladiatoren.

De weggelopen slaven gingen/zijn gegaan naar de berg Vesuvius

eorum =

1. acc ev : hem
2. acc mv : hen
3. gen ev : van hem
4. gen mv : van hen

IN EIGEN WOORDEN:
eorum fuga servis quoque
aliis occasionem fugae praebebat.

Plurimi reliquerunt agros, ubi vitam miserrimam agebant.
Accesserunt ad Vesuvium gaudio ingenti, quia Spartacus spe vitae melioris eos complebat.

De vlucht van hen bood ook aan andere slaven de gelegenheid voor een vlucht. De meesten verlieten hun akkers, waar zij een heel erg ongelukkig leven leidden. Ze gingen naar de Vesuvius met grote vreugde, omdat Spartacus hen vulde met hoop op een beter leven.

Ita cotidie numerus fugitivorum magis magisque crescebat

imperfectum

perfectum

comparativus

superlativus

nominativus

accusativus