Ook staat er altijd een meewerkend voorwerp voor het werkwoord. Dit is anders dan bij een wederkerend voorwerp, lees goed de uitleg)
Zie de volgende slides voor het stappenplan voor het vervoegen van dit werkwoord!
Slide 17 - Tekstslide
Hoe werken de gewone werkwoorden
HABLAR COMER VIVIR
yo hablo como vivo
tú hablas comes vives
él/ella/usted habla come vive
nosotros/a hablamos comemos vivimos
vosotros/as habláis coméis vivís
ellos/as/ustedes hablan comen viven
(persoon) (werkwoord)
Slide 18 - Tekstslide
Stap 1
Het meewerkend voorwerp bepaalt de persoon. Zie het blauwe rijtje in de afbeelding. Hoe weet je welke persoon je moet gebruiken?
Dit kun je zien aan de namen in de zin of de persoonsvorm (zie het zwarte kolommetje).
vb. IK hou van pizza.
Het gaat om persoon ik, dan gaan we het meewerkendvoorwerp ME gebruiken.
Slide 19 - Tekstslide
Het meewerkend voorwerp
Nederlands SpaansWederkerend ww
meme me
jou te te
hem/haar/u lese
onsnos nos
jullieos os
hen lesse
Slide 20 - Tekstslide
Stap 2
Kijk naar het woord wat achter 'gustar' staat.
Is het een zelfstandig nw enkelvoud of een werkwoord, dan gebruik je GUSTA. bijv: me gusta el libro. of Te gusta comer pizza.
Is het een zelfstandig nw. wat achter 'gustar' staat in meervoud of staan er 2 zelfstandige nw in enkelvoud, dan gebruik je GUSTAN. bijv: Me gustan los libros, of Me gustan el libro y la pizza.
Slide 21 - Tekstslide
Voorbeelden
Ik hou van voetballen (jugar al fútbol)
het gaat om de 'ik' persoon.
Dus: ME ....jugar al fútbol
Nu nog gustar: Voetballen = ww --> dus GUSTA
me GUSTA jugar al fútbol
Slide 22 - Tekstslide
Voorbeelden
Wij houden van de pizza (la pizza)
het gaat om de 'wij' persoon.
Dus: NOS .....la pizza
Nu nog gustar: pizza = zelfstand nw Enkelvoud--> dus GUSTA
nos GUSTA la pizza
Slide 23 - Tekstslide
Voorbeelden
Jij houdt van de dieren (los animales)
Het gaat om de 'jij' persoon.
Dus: TE ..... los animales
Nu nog gustar: dieren = zelfstand nw MEERVOUD--> dus GUSTAN
te GUSTAN los animales
Slide 24 - Tekstslide
Voorbeelden
zij houdt van pizza en chocolade (la pizza y el chocolate)
Het gaat om de 'zij' persoon.
Dus: (a ella) LE .... la pizza y el chocolate
Nu nog gustar: pizza en chocolade = twee zelfstandig naamwoorden enkelvoud, meer dan één dus --> GUSTAN
Le GUSTAN la pizza y el chocolate
Slide 25 - Tekstslide
Ontkenning
Als je wil zeggen dat je iets NIET leuk vindt of ergens NIET van houdt.
Ontkenning in het Spaans = No
De ontkenning zet je ALTIJD voor het meewerkend voorwerp neer. Dus:
(a mí) No me gusta(n)
(a ti) No te gusta(n)
(A ella) No le gusta(n)
Slide 26 - Tekstslide
oefening (klassikaal)
1. A mí _ _ _ _ _ _ _ las frutas.
2. A ti _ _ _ _ _ _ _ el chocolate.
3. A nosotros _ _ _ _ _ _ _ ir a la piscina.
4. ¿A ellos _ _ _ _ _ _ _ comer helados?
5. A vosotros _ _ _ _ _ _ _ los dulces de la panadería.