Havo 1 les 23 Par 4.1

Les 21 havo 1
4.1: Het rijk van de Franken
Hoe ontstond het Rijk van de Franken en hoe werd het bestuurd?
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Les 21 havo 1
4.1: Het rijk van de Franken
Hoe ontstond het Rijk van de Franken en hoe werd het bestuurd?

Slide 1 - Tekstslide

Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga

Slide 2 - Tekstslide

Karel de Grote was een machtige koning. Naam hem wordt de koningsfamilie de Karolingen genoemd.

Karel de grote gaat ten strijde tegen de Saksen, en laat hun heilige bomen omkappen.


Slide 3 - Tekstslide

met wie voerde karel de Grote geen oorlog?
A
de Moren (arabieren)
B
de Franken
C
de Longobarden
D
de Saksen

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

bestuur van het Rijk
Ridders zijn vazallen =
krijgsman die een eed van trouw heeft afgelegd aan een vorst of heer en door hem wordt onderhouden. 

Slide 8 - Tekstslide

Hoe?
na de val van het Romeinse rijk was er bijna geen GELD meer in omloop, vandaar dat de ridders grond kregen in LEEN.
karel is dan de Leenheer/ de ontvanger de Leenman
Dit is het LEENSTELSEL/ Feodalisme

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Karel de Grote paste deze methode toe bij het bestuur van zijn rijk.
Waarom? Zodat hij het land beter kon besturen. Hij hoefde niet meer overal tegelijk in het rijk te zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vazal van hem.

Slide 14 - Quizvraag

De leenman
De leenheer:
Karel de Grote
Het leen (de grond) dat de leenman 'in leen' krijgt.
De vier plichten van een leenman:
  • Hij moest trouw zweren aan de koning; 
  • Hij moest zijn gebied besturen en er recht-spreken;
  • Hij moest jaarlijks belasting aan de koning betalen; 
  • Als er oorlog was in het Rijk, moest hij met zijn eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer, Karel de Grote.

Slide 15 - Tekstslide

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw
belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
Karel de Grote wordt nu de leenheer van de leenman
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quizvraag

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een
leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De afbeelding gaat over de manier waarop Karel de Grote zijn land bestuurde
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.

Slide 18 - Quizvraag

leenheer
leenman
moet vechten/ troepen verzamelen
--> vazallen. 
moet trouw zweren
geeft zijn land in leen

Slide 19 - Sleepvraag

Wat was het leenstelsel?
A
Een stelsel waarbij een leenheer land uitleende aan horigen
B
Een stelsel waarbij de koning zijn land onder de geestelijkheid verdeelde
C
Een stelsel waarbij een leenman zijn land aan een leenheer uitleende
D
Een stelsel waarbij een koning zijn land uitleende aan zijn ridders

Slide 20 - Quizvraag

De koning was in het leenstelsel de ...
A
Leenheer
B
Leenman
C
Achterleenman

Slide 21 - Quizvraag

Hoe werkt het leenstelsel?

Slide 22 - Open vraag

Leenstelsel

Slide 23 - Tekstslide

het feodalisme is een goed systeem om een land te besturen
ja
nee

Slide 24 - Poll

betrouwbaarheid van bronnen
kun je de informatie uit een bron geloven? 
drie hulpvragen; in welke volgorde? 

Slide 25 - Tekstslide

1
2
3
Hoe is de maker van de bron aan zijn informatie gekomen?
Wanneer is de bron gemaakt? 
Wat is de bedoeling van de maker van de bron? is hij neutraal of partijdig? 

Slide 26 - Sleepvraag

welke vraag is het belangrijkst denk je?
1
2
3

Slide 27 - Poll