Present Simple (klassikaal)


Present Simple
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Present Simple

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What do you remember?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

When is it used?
  1. To talk about facts:
    The sun is hot.
    Water freezes when the temperature is below zero.
  2. To talk about habits:
    I do my homework after school.
    My father cooks dinner on Friday.
  3. To talk about things that happen with some frequency:
    We go to the Efteling sometimes.
    I never play with my younger brother.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

How is it made?
I/you/we/they = verb (werkwoord)
I work at Graaf Engelbrecht.
You like sweets.

He/she/it = verb + s  &  verb + es
Your mother cooks a lot of meals.
His wife catches bugs as a hobby.
The boy goes to school.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

How is it made? (2)
+eswords ending in -o and s-sounds
I go - he goes / You kiss - She kisses

+ies: words ending in consonant(medeklinker)+y
We cry - she cries / I study - he studies

+s: all other verbs!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exercise 1
Fill in the correct form of the verb.
Type only the verb!

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.1) He ___ videogames at night. (to play)

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1.2) She ___ her boyfriend every day. (to kiss)

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1.3) Jenna and Sam always ___ to do their best. (to try)

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1.4 Tommy never ___ on holiday. (to go)

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1.5) The baby ___ every night. (to cry)

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Questions and negatives
I/you/we/they = do + subject + verb & subject + do not+ verb
My brothers like cheese. --> Do my brothers like cheese?
The children play videogames. --> The children do not play videogames

He/she/it = does + subject + verb & subject + does not+ verb
She loves Stranger Things. --> Does she love Stranger Things?
Kevin plays football. --> Kevin does not play football.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exercise 2
Change the sentences to questions (?) or negatives (-)
Type the whole sentence!

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.1) The boys like jam. (-)

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2.2) Your sister cries a lot. (?)

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2.3) Achmed and Jane like football. (?)

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2.4) Roos goes to school every day. (-)

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2.5) She always does her homework. (?)

Slide 18 - Open vraag

Even when your verb is do or does, you still need to add an extra do or does for the questions and negatives!
Exercise 3
Make a sentence in the present simple with the given verb
The same subject may not be used twice in a row

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbs
Students

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies