5.2 Kraakbeenweefsel en beenweefsel

5.2 Kraakbeenweefsel en beenweefsel
Thema 5 Stevigheid en beweging
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5.2 Kraakbeenweefsel en beenweefsel
Thema 5 Stevigheid en beweging

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we al?

Slide 2 - Tekstslide

Welk onderdeel bestaat uit de wervels, het heiligbeen en het staartbeen?
A
Skelet
B
Borstkas
C
Bekken
D
Wervelkolom

Slide 3 - Quizvraag

Wat is geen functie van het skelet
A
Stevigheid geven aan je lichaam
B
Beweging mogelijk maken
C
Zorgen voor flexibelheid
D
Bescherming geven aan organen

Slide 4 - Quizvraag

Wat hebben platte beenderen niet wat pijpbeenderen wel hebben?
A
Rood beenmerg
B
Geel beenmerg
C
Roze beenmerg
D
Geen beenmerg

Slide 5 - Quizvraag

Begrippen 5.1
  • Bekken (bekkengordel)
  • Borstkas
  • Bot (been)
  • Geel beenmerg
  • Ledematen
  • Mergholte

  • Pijpbeen
  • Plat been
  • Rood beenmerg
  • Schouders (schoudergordel)
  • Skelet (geraamte)

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen 5.2
  • Je kunt de kenmerken van kraakbeenweefsel en beenweefsel noemen en de delen ervan benoemen in een afbeelding
  • Je kunt beschrijven hoe de samenstelling van botten verandert tijdens het leven.

Slide 7 - Tekstslide

Kraakbeenweefsel
  • Bij kraakbeenweefsel liggen de cellen in groepjes bij elkaar in de tussencelstof.
  • De tussencelstof wordt gemaakt door de cellen.
  • Door de tussencelstof is het kraakbeen stevig, maar toch elastisch.
  • Bij volwassenen komt kraakbeen voor in bijvoorbeeld de neus en in de oorschelpen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Waar liggen de cellen van kraakbeenweefsel?
A
Tussen de botten
B
In de tussencelstof
C
In groepjes rond de botten
D
Buiten de tussencelstof

Slide 10 - Quizvraag

Beenweefsel
  • Bij beenweefsel liggen de cellen in kringen rondom nauwe kanaaltjes.
  • Door die kanaaltjes lopen bloedvaten.
  • De langwerpige botcellen zijn met elkaar verbonden door uitlopers.
  • De tussencelstof van been is harder dan die van kraakbeen.


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Waarvoor dienen de kanaaltjes in beenweefsel
A
Afvoeren van afvalstoffen
B
Vervoeren van uitlopers
C
Om kringen te maken in het bot
D
Verbindingen maken

Slide 13 - Quizvraag

Kalkzouten en lijmstof
Been bestaat voor een groot deel uit kalkzouten en lijmstof.
Door deze stoffen is een bot stevig en breekt het niet zomaar:
  • Kalkzouten maken het beenweefsel hard.
  • Lijmstof zorgt ervoor dat beenweefsel een beetje buigzaam blijft.
Als je een bot in een zoutzuuroplossing legt, gaan de kalkzouten uit het bot. Het bot wordt dan buigzaam.
Als je een bot in een vlam houdt, verbrandt de lijmstof. Het bot breekt dan gemakkelijk.

Slide 14 - Tekstslide

Waarvoor dienen kalkzouten?
A
Beenweefsel buigzaam maken
B
Breekbaar maken van het bot
C
Vervoeren mineralen in het lichaam
D
Maken het beenweefsel hard

Slide 15 - Quizvraag

Veranderingen in het skelet
  • Bij baby's bestaat het skelet vooral uit kraakbeenweefsel.
  • Tijdens de groei wordt veel kraakbeenweefsel vervangen door beenweefsel.
  • Bij kinderen bevat de tussencelstof van botten nog veel lijmstof.
  • Bij het ouder worden zit er steeds minder lijmstof en steeds meer kalkzouten in de botten.
  • Daardoor worden de botten minder buigzaam en breken ze gemakkelijker.

Slide 16 - Tekstslide

Waarom breken ouderen sneller hun botten dan jonge kinderen?
A
Ze hebben minder lijmstof in hun botten
B
Ze hebben meer lijmstof in hun botten
C
De kalkzouten lossen op uit het lichaam
D
Beenweefsel wordt vervangen door kraakbeenweefsel

Slide 17 - Quizvraag

Begrippen 5.2
  • Beenweefsel
  • Kalkzouten
  • Kraakbeenweefsel
  • Lijmstof

Slide 18 - Tekstslide

Ik kan nu
  • Je kunt de kenmerken van kraakbeenweefsel en beenweefsel noemen en de delen ervan benoemen in een afbeelding
  • Je kunt beschrijven hoe de samenstelling van botten verandert tijdens het leven.

Slide 19 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken opdrachten 5.2 : 1 t/m 5
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken test jezelf 5.2
Veel goed? -> Maken 7+ online extra  5.2

 

timer
25:00

Slide 20 - Tekstslide