In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze week
Les 1: - Opdr. 70 en 73 bespreken - Uitleg Genepool & Hardy-Weinberg aantekening
Les 2:
- Nut - Micro & Macro evolutie - Genetic Drift
Slide 2 - Tekstslide
Drie nucleotiden uit DNA vormen de code voor de synthese van een aminozuur. Twee methoden om de mate van verwantschap tussen organismen aan te tonen zijn: analyse van de aminozuursamenstelling van cytochroom c en het bepalen van de nucleotidenvolgorde van het gen dat codeert voor cytochroom c. Een bioloog wil een cladogram maken van enkele vissoorten in een meer. De vissoorten lijken veel op elkaar en hebben zich mogelijk vrij kort geleden uit een gemeenschappelijke voorouder ontwikkeld. Welke van de twee beschreven methoden kan de bioloog het best gebruiken om een cladogram van deze vissoorten te maken? Leg je antwoord uit.
A
Analyse nucleotide volgorde
B
Analyse aminozuursamenstelling
Slide 3 - Quizvraag
Herkauwers en slangen hebben beide het genetische element Bov-B LINE (long interspersed nuclear element) in hun DNA. Welke conclusie over verwantschap zou je trekken als je alleen naar dit DNA-element zou kijken?
Hierdoor bevat een populatie dus ook verschillende allelen van die genen.
En kun je bepalen de
allelfrequentie bepalen.
= aantal keren elk allel voorkomt in een populatie.
Verschillende haarkleuren.
Alleen roodharige mensen.
Slide 9 - Tekstslide
Wat gebeurt er met de gene pool als blauw zijn voordeel oplevert omdat het een goede schutkleur is. Gebruik de begrippen: genetische variatie, adaptatie, fitness & natuurlijke selectie
Slide 10 - Open vraag
Wat gebeurt er met de gene pool als blauw zijn voordeel oplevert omdat het een goede schutkleur is?
1. Er is genetische variatiein de populatie stipjes, waardoor er blauwe en rode stipjes zijn. 2. Hierdoor hebben stipjes met een blauwe kleur voordeel t.o.v. de rode omdat het een schutkleur is. De blauwe stipjes zijn beter aangepast(adaptatie) aan de leefomstandigheden. 3. Hierdoor leven de blauwe stipjes langer en zorgen voor meer nakomelingen, en dus hebben een hogere fitness.
4. Na een aantal generaties zal vanwege natuurlijke selectie er in verhouding meer blauwe stipjes zijn.
5. En dus zal er in de gene pool vaker het recessieve allel a voorkomen.
Slide 11 - Tekstslide
Hardy-Weinberg
Bij populaties spreken we van een genepool
Genen komen in een bepaalde verhouding voor (getal tussen 0 en 1)
Zonder selectie is het doorgeven van de genen random, volgens de regels van genetica.
Genen doorgeven volgens genetica regels = Wet van Hardy- Weinberg.
Slide 12 - Tekstslide
Flashback genetica
A
a
A
AA
Aa
a
Aa
aa
Slide 13 - Tekstslide
Aantekening
Slide 14 - Tekstslide
Hardy-Weinberg
Stel dat elk allel een frequentie heeft. A heeft frequentie p en a heeft frequentie q. A en a zijn de mogelijkheden. Dus p + q = 1.
A
a
A
AA
Aa
a
Aa
aa
A (p)
a (q)
A (p)
AA p^2
Aa pq
a (q)
Aa pq
aa
q^2
Slide 15 - Tekstslide
Hardy-Weinberg
p^2 + 2pq + q^2 = 1
A (p)
a (q)
A (p)
AA p^2
Aa pq
a (q)
Aa pq
aa
q^2
Slide 16 - Tekstslide
Vandaag
- Oefening Hardy Weinberg - Nut
- Micro & Macro evolutie
- Genetic Drift
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Als 9% van een populatie een recessief fenotype heeft, wat is dan de frequentie q, en p?
Slide 19 - Open vraag
Wat als er wel selectie is?
Slide 20 - Open vraag
Wat is het nut?
- Voldoet het overerven aan Hardy en Weinberg
- Kijken of er evolutie plaatsvindt.
Slide 21 - Tekstslide
On the Origin of Species Darwin stelde dat:
1. Er elke generatie meer individuen geboren worden dan kunnen overleven. Er is dus competitie.
2. Er is natuurlijke variatie tussen individuen van dezelfde soort.
3. Individuen die dankzij deze variatie beter aangepast zijn aan hun omgeving overleven. Deze individuen zullen hun aanpassingen doorgeven aan de volgende generatie. ("Survival of the fittest")
4. Als er scheiding optreed dan zullen nieuwe soorten ontstaan (want andere aanpassingen).
Slide 22 - Tekstslide
Aannames van Hardy-Weinberg
Slide 23 - Tekstslide
Verschillende soorten evoluties
Microevolutie : Als allelfrequenties binnen een populatie veranderen. (Denk aan verschillende allelfrequenties tussen landen)
Macroevolutie: Ontstaan van nieuwe soorten (BS 7).
Co-evolutie: Als een andere soort mee-evolueert.
Slide 24 - Tekstslide
Genetic drift
= een grote verandering in allelfrequenties treedt op in een kleine populatie door toeval
Flessenhals effect
= door een toevallige gebeurtenis gaat er genetische variatie in een populatie verloren
Slide 25 - Tekstslide
Het verschijnsel dat in kleine populaties door toeval grote verschuivingen in allelfrequenties kunnen optreden, is