gericht schrijven

Schrijven





Gericht schrijven
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Schrijven





Gericht schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Gericht schrijven
Artikel​​ 
Verslag​​
Advertentie​​
Instructie ​
Recensie




Slide 2 - Tekstslide

Gericht schrijven
Alles behalve corresponderen (brief/mail)

Slide 3 - Tekstslide

Gericht schrijven
Artikel​​ :
Uiteenzetting=informeren
Beschouwing=opiniëren
Betoog=overtuigen 






Slide 4 - Tekstslide

Wat is een informatief artikel?
-In een informatief artikel geef je (achtergrond)informatie over een bepaald onderwerp (= uiteenzetting)
-De tekst bevat alleen feiten, geen meningen. 
-Zorg ervoor dat je lezer kan controleren waar de informatie vandaan komt.

Slide 5 - Tekstslide

Betoog
  • Schrijf je om de lezer te overtuigen van jouw mening
  • Schrijfdoel: overtuigen
  • Bestaat uit: inleiding, kern en slot

Slide 6 - Tekstslide

Betoog
  • Titel
  • Inleiding:  je introduceert het onderwerp en geeft je mening
  • Stelling
  • Kern: je onderbouwt je mening met 3 argumenten
    Je geeft ook 1 tegenargument en je weerlegt een tegenargument
  • Slot: conclusie en/of samenvatting

Slide 7 - Tekstslide

Dus in een betoog probeert de schrijver je te .........
A
aan het denken te zetten
B
overtuigen

Slide 8 - Quizvraag

De schrijver probeert bij een betoog ook de tegenpartij af te zwakken en geeft daarom
A
argumenten
B
meningen

Slide 9 - Quizvraag

Een goede schrijver bedenkt in zijn betoog al tegenargumenten. Waarom zou hij dit doen?
A
Het haalt zijn eigen stuk onderuit.
B
Hij kan direct aangeven waarom dit niet zo is.
C
Hij kan zijn argumenten daardoor zwaarder laten wegen.
D
Hij houdt wel van een beetje tegengas.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het doel van een informatief artikel?
A
Amuseren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Informeren

Slide 11 - Quizvraag

Welke tekstsoort valt onder corresponderen?
A
Verslag
B
Recensie
C
Sollicitatiebrief
D
Betoog

Slide 12 - Quizvraag

Welke tekstsoort valt onder gericht schrijven?
A
Offerteaanvraag
B
Instructie

Slide 13 - Quizvraag

Leesbaarheid (lay-out)
  • Titel​​
  • Tussenkopjes​​
  • Alinea’s​​
  • Naam eronder​​

  • Geen aanhef (Beste allemaal o.i.d.)​​
  • Geen afsluiting (met vriendelijke groet….)






Slide 14 - Tekstslide

Tekststructuren
Informatieve artikelen kun je volgens verschillende tekststructuren opbouwen. Geschikte tekststructuren voor een informatief artikel zijn:
  • vraag-antwoordstructuur: je stelt een vraag en geeft antwoorden
  • aspectenstructuur: je bespreekt verschillende kanten van het onderwerp
  • probleem-oplossingsstructuur: je signaleert een probleem en gaat in op gevolgen, oorzaken en oplossingen van dit probleem.


Slide 15 - Tekstslide

Welke structuur kies jij straks bij opdracht E (betoog)

Slide 16 - Open vraag

De inleiding
Aandachtspunten:​​

  • Begin met een voorbeeld, een leuke anekdote of iets dat onlangs in het nieuws was (start met een moment, zoals vorige week, volgende maand enz.).​​
  • Beschrijf in het algemeen waarover de tekst gaat.​​
  • Uit de inleiding blijkt dat het een informatieve tekst is, een betoog is, een instructieve tekst is enz.​​
  • Je geeft nog geen details, je noemt nog geen argumenten, oplossingen enz.​​
  • Geen tussenkopje




Slide 17 - Tekstslide

Wat zet jij straks in de inleiding?

Slide 18 - Open vraag

Het middenstuk
  • Je beschrijft tot in detail het onderwerp van je tekst.​​
  • Je geeft voorbeelden, argumenten, oplossingen enz.​​
  • Je geeft uitleg bij deze argumenten, voorbeelden, oplossingen enz.​​
  • Dit doe je in meerdere alinea’s (een alinea heeft minstens 3 zinnen)​​
  • Zet een tussenkopje (titel deelonderwerp van de alinea) erboven.​​
  • Zet witregels tussen de alinea’s​





Slide 19 - Tekstslide

Het slot
In het slot:​​

  • Geef je nogmaals de strekking van je boodschap weer, oftewel een samenvatting (begin je slot met: Kortom, …..)​​
Of​​
  • Geef je een conclusie op basis van de door jou aangedragen informatie (gebruik het signaalwoord dus)​​
En​​
  • Geef de lezer een boodschap mee (advies, waarschuwing, tip, toekomstverwachting enz.)​​









Slide 20 - Tekstslide

Het slot
Let op!​​

Je geeft geen nieuwe informatie​​
Je sluit niet af met: groetjes….​ kusje enz.
Geen tussenkopje


Slide 21 - Tekstslide

Welk(e) onderdeel/onderdelen krijgt/krijgen géén tussenkopje
A
inleiding
B
middensstuk
C
slot

Slide 22 - Quizvraag

Mag je afkortingen gebruiken bij zakelijk schrijven
A
Ja
B
Nee
C
soms

Slide 23 - Quizvraag

Hoe maak je opsommingen in een zakelijke tekst?
A
met opsommingstekens
B
met voegwoorden
C
met allebei

Slide 24 - Quizvraag

Welke regel is er over getallen in een zakelijke tekst?
A
je mag zelf kiezen of je getallen in cijfers of letters zet
B
getallen t/m 10 moeten in letters
C
getallen t/m honderd moeten in letters
D
getallen moeten altijd in letters

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen tekst 1 en tekst 2?

Slide 27 - Open vraag


Wat is GEEN functie van signaalwoorden in een tekst?
A
Signaalwoorden helpen de lezer.
B
Signaalwoorden geven de kern van de tekst weer.
C
Signaalwoorden zorgen voor samenhang.
D
Signaalwoorden geven structuur aan een tekst.

Slide 28 - Quizvraag

Tekstverbanden en signaalwoorden horen bij elkaar.
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 29 - Quizvraag

Signaalwoorden: daarnaast, bovendien en ten slotte horen bij:
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
voorwaarde

Slide 30 - Quizvraag

Na deze les:
A
kan ik nog steeds geen artikel schrijven
B
weet ik de vaste indeling van een artikel
C
kan ik redelijk een artikel opstellen (net of bijna voldoende)
D
kan ik een voldoende halen voor het schrijven van een artikel

Slide 31 - Quizvraag

Aan de slag
Maak schrijfopdracht E (betoog vegetarische maaltijden) in teams
Spelling & grammatica 35%​
Woordenschat 35%
Bouwstenen 1 t/m 3 af

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video