8.1 Geluid als trilling

Geluid
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Geluid

Slide 1 - Tekstslide

Geluidsbron

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat is een geluidsbron?
A
een voorwerp dat geluid maakt
B
een voorwerp dat geluid ontvangt
C
een voorwerp dat geluid doorgeeft
D
een voorwerp dat geluid maakt, doorgeeft en ontvangt

Slide 4 - Quizvraag

Hard of zacht?
Hangt af van de amplitude (uitwijking)
Kleine uitwijking = zacht geluid
Grote uitwijking = hard geluid

Slide 5 - Tekstslide

Welk van deze twee geluidsgolven geeft een harder geluid? Leg uit!
Image 1
Image 2
de geluidsgolven in afbeelding 2; de amplitude is groter

Slide 6 - Tekstslide

Soms is het geluid zo zacht dat je het niet hoort. Dit kun je versterken met een klankkast. Een klankkast is een hol voorwerp  dat de trilling van geluidsbron overneemt en versterkt.

Slide 7 - Tekstslide

Een gitaar heeft 6 verschillende snaren van verschillende diktes. Dikke snaren maken een lage  tonen en dunne snaren hoge tonen.

een hoge toon bij snaarinstrumenten als:
- de snaar korter is
- de snaar strakker is gespannen
- de snaar dunner is..

Slide 8 - Tekstslide

Bij een snaarinstrument is de toon laag als de snaar:
A
langer, strakker en dikker
B
langer, dikker en minder strak gespannen
C
korter, dunnere en strakker
D
korter, dunnere en minder strak gespannen

Slide 9 - Quizvraag

Benoem 4 geluidsbronnen

Slide 10 - Open vraag

Een blaasinstrument verander je van toon door de hoeveelheid trillende lucht in het instrument te veranderen.
De luchtkolom is de lengte van de trillende lucht in het instrument.

Een lange luchtkolom geeft een lage toon.
Een korte luchtkolom geeft een hoge toon.

Slide 11 - Tekstslide

Benoem 3 instrumenten met een luchtkolom

Slide 12 - Open vraag