18 tekst met uitleg en check grammatica

SPQR tekst 18
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

SPQR tekst 18

Slide 1 - Tekstslide

Sleep de gele vakjes naar de juiste naamval; er blijft er één over!
Nom. ev
Gen. ev
Acc. ev
Dat. ev
Abl. ev
lentiori
simillime
simillimi
tristius
miserrima
brevior

Slide 2 - Sleepvraag

Neem tekst 18 in je tekstboek/streeptekst erbij

De volgende vragen gaan over r. 1-7

Slide 3 - Tekstslide

Welk woord uit r. 1-7 is GEEN bijwoord?
A
ibi
B
semper
C
celerius
D
gravem

Slide 4 - Quizvraag

Welke taak heeft Lydia van haar meester gekregen?

Slide 5 - Open vraag

Waarom stuurt de meester specifiek Lydia voor deze taak?
A
Ze kan harder lopen dan de andere slaven.
B
Ze kan sneller lezen dan de andere slaven.
C
Ze kan het beter onthouden dan de andere slaven.
D
Ze is gezelliger dan de andere slaven.

Slide 6 - Quizvraag

Wat doet de slaaf die Lydia tegenkomt op straat?

Slide 7 - Open vraag

Op welk plaatje zie je een amphora?
A
B
C
D

Slide 8 - Quizvraag

R. 1-7
1      Lydiam dominus in forum ire iusserat. Acta
        diurna ibi legere debebat, deinde domum venire 
        et domino nuntia narrare. Dominus semper
        Lydiam mittebat, nam puella nuntia celerius
5     quam servi alii legere poterat et facilius memoria
        tenere. In via Lydiam servus vidit. Servus amphoram
        gravem portabat. Laete Lydiam salutavit. Dixit ea:

Slide 9 - Tekstslide

Celerius en facilius zijn...
A
genitivus
B
comparativus
C
superlativus
D
infinitivus

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

De volgende vragen gaan over r. 8-13

Slide 13 - Tekstslide

Sleep de Latijnse woorden naar de functie die ze in de zin hebben.
lijdend voorwerp
naamwoordelijk deel
meewerkend voorwerp
bijvoeglijke bepaling
fortior
onera
Domino
familiae

Slide 14 - Sleepvraag

Noteer een comparativus uit r. 8-13

Slide 15 - Open vraag

Noteer een superlativus uit r. 8-13

Slide 16 - Open vraag

R. 8-13
          ‘Ave, Arcas, onus grave portas!’ ‘Ita est. Domino
          vinum emi,’ Arcas respondit, ‘facile autem graviora
10     onera tollere possum.’ Risit Lydia: ‘Multo fortior es
          quam ego! Nonne fortissimus es omnis familiae?
          Nonne omnes te amant, quod tu semper onera
          gravissima eis portas?’


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Hoe kun je een comparativus NIET vertalen?
A
groter
B
nogal groot
C
te groot
D
zeer groot

Slide 20 - Quizvraag

Hoe kun je een superlativus NIET vertalen?
A
redelijk groot
B
grootst
C
zeer groot

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

De volgende vragen gaan over r. 14-19

Slide 23 - Tekstslide

eum r. 17: wie wordt hiermee bedoeld? Noteer de naam en de taak.

Slide 24 - Open vraag

Wat vindt Arcas van de nieuwe slaaf Agenor?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Hoe moet je nobis (r. 18) hier vertalen?
A
aan ons
B
door ons
C
dan ons
D
met ons

Slide 26 - Quizvraag

Waardoor zou je 'quam ceteros servos' kunnen vervangen?
A
quam ceteri servi
B
cum ceteros servos
C
ceterorum servorum
D
ceteris servis

Slide 27 - Quizvraag

R. 14-19
           Arcas negavit: ‘Non omnes. Immo, nuper novum
15      medicum dominus emit. Servus, nomine Agenor,
           est vir pessimus: hominem peiorem numquam
           vidi. Eum dominus emit maiore pretio quam
           nos omnes. Is ideo meliorem nobis se putat. Nos
           omnes contemnit, me magis autem quam ceteros
20      servos.



Slide 28 - Tekstslide

De volgende vragen gaan over r. 20-25

Slide 29 - Tekstslide

Geef naamval, getal en geslacht van 'acerrima voce' (r. 23)

Slide 30 - Open vraag

'iumentum humanum' (r. 24): citeer het Latijnse tekstelement dat uitlegt waarom Agenor Arcas zo noemt.

Slide 31 - Open vraag

Met welk dier wordt Arcas vergeleken?
A
B
C
D

Slide 32 - Quizvraag

Hoe moet je 'difficilius' (r. 25) hier vertalen?
A
moeilijker
B
nogal moeilijk
C
te moeilijk
D
het moeilijkst

Slide 33 - Quizvraag

R. 20-25
20      servos. Humillimum omnium me putat, quod
           onera portare mandatum mihi est. Quondam in
           sermone cum servis aliis dixi: “Ego puto  …”
           Agenor me interpellavit acerrima voce: “Putas?
           Nihil tu putare potes, iumentum humanum!
25      Num cogitant muli? Etiam litteras legere difficilius
            tibi est!” 




Slide 34 - Tekstslide

De volgende vragen gaan over r. 26-33

Slide 35 - Tekstslide

'Fortasse fugere mihi prudentius est.' (r. 29-30): Welke straf riskeert Arcas hiermee?
A
Kruisiging
B
Voor de leeuwen gegooid worden
C
Gebrandmerkt worden
D
Een onafneembare ketting krijgen

Slide 36 - Quizvraag

Welk advies geeft Lydia aan Arcas?

Slide 37 - Open vraag

Welk advies zou jij Arcas geven?

Slide 38 - Woordweb

R. 26-33
            tibi est!” Omnes riserunt. Domino quidem de
            verbis Agenoris narravi, sed is haud mihi credidit,
            nam neminem putat Agenore fidiorem. Vitam
            miserrimam ago. Fortasse fugere mihi prudentius
30       est.’ Lydia clamavit: ‘Minime! Multo lenius
             Agenorem tractas! Ad pugnam eum provoca!
             Fortior enim es. Etiam minimo momento vincere
             eum potes.'

Slide 39 - Tekstslide

Heb je nog vragen na deze les?

Slide 40 - Woordweb