Grammatica - zinsontleden Les 1 Herhaling + §3 Samentrekking

Welkom H3A

- Cursus 5 Grammatica zinsdelen  (korte herhaling van vorig
   jaar) en nieuw §3 Samentrekking.
- Cursus 6 Formuleren §2 Samentrekking controleren.


1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom H3A

- Cursus 5 Grammatica zinsdelen  (korte herhaling van vorig
   jaar) en nieuw §3 Samentrekking.
- Cursus 6 Formuleren §2 Samentrekking controleren.


Slide 1 - Tekstslide

Zinsontleden 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het correcte werkwoordelijk gezegde bij deze zin:
Vorige week heb ik vijf kilometer gewandeld.
A
Heb
B
Heb gewandeld
C
Heb ik gewandeld
D
Vorige week

Slide 4 - Quizvraag

Morgen heb ik geen huiswerk.
Hoe noemen we het zinsdeel 'Morgen' in deze zin?

Slide 5 - Open vraag

De docent legt grammatica uit aan haar klas.
Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 6 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
De winnaars gaf de burgemeester een mooi aandenken.

Slide 7 - Open vraag

Mijn buurvrouw heeft een hele lieve hond.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Mijn buurvrouw
B
Hond
C
Heeft
D
Een hele lieve hond

Slide 8 - Quizvraag

Ik heb mijn oude boeken aan mijn jongere broertje gegeven.
Wat is het meewerkend voorwerp?
A
aan mijn jongere broertje
B
broertje
C
mijn jongere broertje
D
jongere broertje

Slide 9 - Quizvraag

Elke donderdagavond eten mijn moeder en ik sushi op de bank.
Hoeveel bijwoordelijke bepalingen staan er in deze zin?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 10 - Quizvraag

Noem de koppelwerkwoorden.

Slide 11 - Open vraag

Let op het verschil:
Hij schijnt ziek (ng). Hij schijnt met zijn zaklamp (wg).
Hij is docent (ng). Hij is in Spanje (wg).

Slide 12 - Tekstslide

wg of ng
De fiets was snel gerepareerd.
A
wg
B
ng

Slide 13 - Quizvraag

Benoem het gezegde en geef aan of het een wg of ng is.
Hij is altijd een deugniet geweest.

Slide 14 - Open vraag

§3 Samentrekking
Je leert verschillende soorten samentrekkingen herkennen en gebruiken.


Slide 15 - Tekstslide

Samentrekking

Slide 16 - Tekstslide

Theorie - samentrekking
Samentrekking houdt in dat een woord(deel) of een zinsdeel wordt weggelaten, omdat het ook elders in de zin voorkomt.

 Gewone zin = "Je kunt bij hem niet alleen nieuwe computerspelletjes kopen, maar je kunt bij hem ook oude computerspelletjes kopen."

 Verkorte zin =  "Je kunt bij hem niet alleen nieuwe (computerspelletjes kopen), maar (je kunt bij hem) ook oude computerspelletjes kopen."



Slide 17 - Tekstslide

Bij een samentrekking laat je, waar dat kan, dubbelingen in een zin weg.

Slide 18 - Tekstslide

Het weglaten kan op drie niveaus:

- woordniveau
- woordgroepniveau
- zinsniveau

Slide 19 - Tekstslide

woordniveau

Hier ligt een stapel studieboeken en -schriften.

Je laat een woorddeel weg: studie.

Slide 20 - Tekstslide

woordgroepniveau

Hier ligt een stapel met oude en nieuwe kleren.
Je laat één of meerdere woorden binnen een zinsdeel weg: kleren

Slide 21 - Tekstslide

zinsniveau

Hier ligt een stapel boeken en daar ook.

Je laat één of meerdere zinsdelen weg: ligt - een stapel boeken

Slide 22 - Tekstslide

achterwaarts en voorwaarts
Achterwaartse samentrekking: het gemeenschappelijke deel wordt genoemd in het laatste deel van de samentrekking en daarvóór weggelaten: in- en uitademen.

Voorwaartse samentrekking: het gemeenschappelijke deel wordt genoemd in het eerste deel van de samentrekking en verderop weggelaten: kerstballen en -slingers. 

Slide 23 - Tekstslide

De outlet heeft schitterende zomer- en winterjassen in de aanbieding.

A
Voorwaartse samentrekking
B
Achterwaartse samentrekking

Slide 24 - Quizvraag

Zij zijn verzekerd tegen brand-, water- en stormschade.

A
Samentrekking op woordniveau
B
Samentrekking op woordgroepniveau
C
Samentrekking op zinsniveau

Slide 25 - Quizvraag

In de plannen van het nieuwe kabinet kan en zal iedereen erop vooruitgaan.


A
Samentrekking op woordniveau
B
Samentrekking op woordgroepniveau
C
Samentrekking op zinsniveau

Slide 26 - Quizvraag

Opdrachten
Maak opdracht 2 en 3 in je schrift (p.211).

Helemaal klaar? Begin aan je online huiswerktaak.

Slide 27 - Tekstslide