Examen Lezen en Luisteren

Examen Lezen en luisteren
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Examen Lezen en luisteren

Slide 1 - Tekstslide

Lezen en luisteren
  • Landelijk examen dat digitaal wordt afgenomen
  • Leesteksten
  • Luisterfragmenten (met en zonder beeld)
  • Alleen maar meerkeuzevragen
  • Is 50% van je eindcijfer op Nederlands
  • Neem je identiteitsbewijs mee!!

Slide 2 - Tekstslide

Leesstrategieën

Slide 3 - Tekstslide

Leesstrategieën
  1. Globaal lezen: hoofdzaken uit de tekst halen
  2. Nauwkeurig lezen: de tekst helemaal begrijpen
  3. Zoekend lezen: op zoek naar een specifiek item

Slide 4 - Tekstslide

Je wil een eerste indruk van de tekst opdoen en het onderwerp bepalen.
A
Globaal lezen
B
Zoekend lezen
C
Nauwkeurig lezen

Slide 5 - Quizvraag

Je moet voor een samenvatting informatie uit een tekst halen.
A
Globaal lezen
B
Zoekend lezen
C
Nauwkeurig lezen

Slide 6 - Quizvraag

Je wilt weten wanneer de wet in werking is getreden.
A
Globaal lezen
B
Zoekend lezen
C
Nauwkeurig lezen

Slide 7 - Quizvraag

Tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 8 - Tekstslide

Welke doelen kan een schrijver
met een tekst hebben?

Slide 9 - Woordweb

Tekstdoelen
  • informeren
  • overtuigen
  • overhalen
  • amuseren
  • instrueren/ instructie geven

Slide 10 - Tekstslide

Koop nu deze milieuvriendelijke waterfles en draag bij aan een betere toekomst. Met elke aankoop steun je het behoud van onze oceanen en help je plastic afval te verminderen. Deze waterfles is duurzaam, stijlvol en praktisch voor dagelijks gebruik. Wacht niet langer, maak een verschil en bestel vandaag nog!

A
Informeren
B
Overtuigen
C
Overhalen
D
Amuseren

Slide 11 - Quizvraag

De milieuvriendelijke waterfles is gemaakt van duurzaam materiaal en is ontworpen om hergebruik te stimuleren. Door het gebruik van deze fles help je de hoeveelheid plastic afval te verminderen. De fles is BPA-vrij, vaatwasserbestendig en verkrijgbaar in verschillende kleuren en maten. Ideaal voor dagelijks gebruik en milieubewust leven.
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Overhalen
D
Amuseren

Slide 12 - Quizvraag

Welke tekstsoorten ken je?

Slide 13 - Woordweb

Tekstsoorten
  • column
  • betoog
  • krantenartikel
  • handleiding
  • gebruiksaanwijzing
  • leesboek
  • stripverhaal

Slide 14 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een betogende tekst?
A
Nieuwsbericht
B
Recept
C
Recensie
D
Samenvatting

Slide 15 - Quizvraag

De montagehandleiding bij een Ikea kastje is een voorbeeld van een:
A
amuserende tekst
B
instructieve tekst
C
betogende tekst
D
informatieve tekst

Slide 16 - Quizvraag

In een informatieve tekst staan voornamelijk:
A
meningen
B
instructies
C
argumenten
D
feiten

Slide 17 - Quizvraag

Samengevat
Tekstsoort
Tekstdoel
Voorbeeld
informatieve tekst
informeren
krantenartikel
betogende tekst
overtuigen, mening beïnvloeden
recensie
overhalende/
activerende tekst
aansporen tot actie
folder
amuserende tekst
vermaken
boek, strip

Slide 18 - Tekstslide

Ik beheers deze stof
A
goed, ik oefen nog een beetje
B
nog niet goed, ik moet nog oefenen
C
helemaal niet, ik moet nog veel oefenen

Slide 19 - Quizvraag

Hoofdgedachte en onderwerp

Slide 20 - Tekstslide

Elke tekst bevat een onderwerp en hoofdgedachte.
Onderwerp
  • Het onderwerp geeft in één woord of in een aantal woorden aan, waar de tekst over gaat
  • Het onderwerp is nooit een hele zin
  • Je kunt het onderwerp vaak al uit de titel halen
  • Vaak wordt het onderwerp letterlijk herhaald in de tekst


Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 22 - Tekstslide

Elke tekst bevat een onderwerp en hoofdgedachte.
Hoofdgedachte
  • De hoofdgedachte van een tekst geeft in één zin de belangrijkste informatie uit de tekst weer
  • Het is dus de kortst mogelijke samenvatting van een tekst
  • Je kunt de hoofdgedachte formuleren door antwoord te geven op de vraag : "Wat zegt de schrijver over het onderwerp?"

Slide 23 - Tekstslide

Wat is het onderwerp en wat is de hoofdgedachte?

Slide 24 - Open vraag

Antwoord voorbeeld
Onderwerp
"Yellow Cabs"
Hoofdgedachte
De circa 13.00 fameuze gele taxi's in de Amerikaanse metropool New York worden vervangen

Slide 25 - Tekstslide

Maak nu een oefenexamen via Examensprint

Slide 26 - Tekstslide

In een informatieve tekst staan voornamelijk:
A
meningen
B
instructies
C
argumenten
D
feiten

Slide 27 - Quizvraag

De vorige les hebben we het gehad over...


leesstrategieën
tekstdoelen en tekstsoorten
hoofdgedachte en onderwerp

Slide 28 - Tekstslide

Wat is een verschil tussen de hoofdgedachte en het onderwerp?

Slide 29 - Open vraag

Vandaag gaan we het hebben over...

kernzinnen
tekstverbanden en signaalwoorden
feiten, meningen en argumenten

Slide 30 - Tekstslide

Kernzin

Slide 31 - Tekstslide

Wat is een kernzin?

Slide 32 - Woordweb

Kernzin
  • De kernzin is de belangrijkste zin in een alinea
  • De kernzin geeft aan waar een alinea over gaat
  • De kernzin vind je aan het begin of aan het eind van de alinea.
  • De andere zinnen zijn een uitwerking van de kernzin

Slide 33 - Tekstslide

Bepaal de kernzin
Je kunt er dieren verzorgen. Je kunt ze voeden, borstelen en hun stal schoonmaken. Maar je kunt er ook veel leren. Meestal is er wel een medewerker die je van alles over de dieren kan vertellen. En bijna altijd staan er speeltoestellen en schommels. Kortom: er is genoeg te beleven op de kinderboerderij. 

Slide 34 - Tekstslide

Wat is de kernzin?
A
Je kunt er dieren verzorgen.
B
Kortom: er is genoeg te beleven op de kinderboerderij.
C
Je kunt ze voeden, borstelen en hun stal schoonmaken.
D
Meestal is er wel een medewerker die je van alles over de dieren kan vertellen.

Slide 35 - Quizvraag

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 36 - Tekstslide

Tekstverbanden
In een tekst staan vaak verschillende verbanden. Als je de verbanden ziet, begrijp je de tekst beter.

Let op signaalwoorden. Die geven het verband aan in de tekst.

Slide 37 - Tekstslide

Een aantal voorbeelden
Tekstverband
Signaalwoorden
Reden
daarom, omdat, namelijk
Tegenstelling
maar, echter, hoewel
Conclusie
kortom, dus
Oorzaak-gevolg
doordat, daardoor, zodat

Slide 38 - Tekstslide

Kerem heeft zijn vmbo-diploma gehaald, waardoor hij kan studeren.
A
Opsomming
B
Conclusie
C
Oorzaak en gevolg
D
Tegenstelling

Slide 39 - Quizvraag

Ik ga vandaag eerst naar school. Daarna ga ik sporten.

A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijd
D
Conclusie

Slide 40 - Quizvraag

Kortom, we winnen deze wedstrijd wel.
A
Tegenstelling
B
Tijd
C
Conclusie
D
Voorbeeld

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Tekstslide

Antwoorden
Maar = tegenstelling
Zo = voorbeeld
Ook = opsomming
waardoor = gevolg
Daarnaast = opsomming

Slide 43 - Tekstslide

Feiten, meningen en argumenten

Slide 44 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen
een feit en een mening?

Slide 45 - Woordweb

Feit, mening of argument?
Feit: een feit kun je controleren.
Mening: een mening is iets wat iemand vindt.
Argument: een reden waarom je een bepaalde mening hebt. Je herkent een argument aan signaalwoorden, zoals: want, omdat, daarom, namelijk. 

Slide 46 - Tekstslide

Rob Wigmans moet de nieuwe minister president worden.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 47 - Quizvraag

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 48 - Quizvraag

Uit onderzoek blijkt dat vapers risico lopen op een 'popcornlong'. (een longziekte die littekens en ontsteking van de kleinste luchtwegen (bronchiolen) veroorzaakt)
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 49 - Quizvraag

Geef een tip voor tijdens het examen aan je medestudenten.

Slide 50 - Open vraag

Laatste tip
Maak oefenexamens op Facet!
Lees de vraag goed voordat je antwoord geeft!

Slide 51 - Tekstslide