H5.5

H5.5
Opgepakt ... en dan?

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

H5.5
Opgepakt ... en dan?

Slide 1 - Tekstslide

Een verdachte

Slide 2 - Tekstslide

Een verdachte
Na melding van een misdrijf gaan agenten de zaak onderzoeken.



Slide 3 - Tekstslide

Een verdachte
Na melding van een misdrijf gaan agenten de zaak onderzoeken.

Een verdachte is iemand van wie depolitie denkt dat die iets strafbaars heeft gedaan.

Slide 4 - Tekstslide

Wat mag de politie?

Slide 5 - Tekstslide

Wat mag de politie?

Pas als je verdachte bent van een misdrijf mag de politie:




Slide 6 - Tekstslide

Wat mag de politie?

Pas als je verdachte bent van een misdrijf mag de politie:

• je fouilleren
• je arresteren
• je huis doorzoeken op zoek naar bewijsmateriaal



Slide 7 - Tekstslide

Wat mag de politie?

Pas als je verdachte bent van een misdrijf mag de politie:

• je fouilleren
• je arresteren
• je huis doorzoeken op zoek naar bewijsmateriaal
Na afloop van het onderzoek schrijft de politie een
proces-verbaal: een speciaal politieverslag over het misdrijf
en de verdachte.


Slide 8 - Tekstslide

De officier van justitie

Slide 9 - Tekstslide

De officier van justitie

Bij een zwaarder misdrijf gaat het proces-verbaal naar de officier van justitie. Deze beslist wat er met de verdachte gebeurt.



Slide 10 - Tekstslide

De officier van justitie

Bij een zwaarder misdrijf gaat het proces-verbaal naar de officier van justitie. Deze beslist wat er met de verdachte gebeurt.

Het Openbaar Ministerie (OM) is alle officieren van justitie samen.


Slide 11 - Tekstslide

De officier van justitie heeft drie mogelijkheden:





Slide 12 - Tekstslide

De officier van justitie heeft drie mogelijkheden:

1. De zaak seponeren (de zaak komt niet voor de rechter)




Slide 13 - Tekstslide

De officier van justitie heeft drie mogelijkheden:

1. De zaak seponeren (de zaak komt niet voor de rechter)
2. Zelf een straf opleggen (een strafbeschikking)




Slide 14 - Tekstslide

De officier van justitie heeft drie mogelijkheden:

1. De zaak seponeren (de zaak komt niet voor de rechter)
2. Zelf een straf opleggen (een strafbeschikking)
3. De verdachte vervolgen (de zaak komt wel voor de rechter)



Slide 15 - Tekstslide

De rechtszaak

Slide 16 - Tekstslide

De rechtszaak

Een rechtszaak heeft altijd een vaste volgorde.



Slide 17 - Tekstslide

De rechtszaak

Een rechtszaak heeft altijd een vaste volgorde.

1. De rechter controleert de persoonsgegevens van de verdachte


Slide 18 - Tekstslide

De rechtszaak

Een rechtszaak heeft altijd een vaste volgorde.

1. De rechter controleert de persoonsgegevens van de verdachte
2. De officier van justitie leest de aanklacht voor. De rechter,
officier en advocaten stellen vragen aan de verdachte


Slide 19 - Tekstslide

De rechtszaak

Een rechtszaak heeft altijd een vaste volgorde.

1. De rechter controleert de persoonsgegevens van de verdachte
2. De officier van justitie leest de aanklacht voor. De rechter,
officier en advocaten stellen vragen aan de verdachte
3. Zij stellen daarna vragen aan de getuigen

Slide 20 - Tekstslide

4. De officier van justitie legt nog eens uit waarom de verdachte schuldig is en eist een straf


Slide 21 - Tekstslide

4. De officier van justitie legt nog eens uit waarom de verdachte schuldig is en eist een straf
5. De advocaat weerlegt de standpunten van de officier


Slide 22 - Tekstslide

4. De officier van justitie legt nog eens uit waarom de verdachte schuldig is en eist een straf
5. De advocaat weerlegt de standpunten van de officier
6. De verdachte krijgt als laatste het woord


Slide 23 - Tekstslide

4. De officier van justitie legt nog eens uit waarom de verdachte schuldig is en eist een straf
5. De advocaat weerlegt de standpunten van de officier
6. De verdachte krijgt als laatste het woord
7. Bij eenvoudige zaken neemt de rechter meteen een beslissing (het vonnis). Bij andere zaken volgt het vonnis twee weken later

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Wanneer ben je schuldig?

Slide 26 - Tekstslide

Wanneer ben je schuldig?

Een rechter moet drie vragen met ‘ja’ beantwoorden om te bepalen of iemand schuldig is.





Slide 27 - Tekstslide

Wanneer ben je schuldig?

Een rechter moet drie vragen met ‘ja’ beantwoorden om te bepalen of iemand schuldig is.
1. Heeft de verdachte het gedaan?





Slide 28 - Tekstslide

Wanneer ben je schuldig?

Een rechter moet drie vragen met ‘ja’ beantwoorden om te bepalen of iemand schuldig is.
1. Heeft de verdachte het gedaan?
2. Gaat het om een strafbaar feit?





Slide 29 - Tekstslide

Wanneer ben je schuldig?

Een rechter moet drie vragen met ‘ja’ beantwoorden om te bepalen of iemand schuldig is.
1. Heeft de verdachte het gedaan?
2. Gaat het om een strafbaar feit?
3. Is de verdachte strafbaar?




Slide 30 - Tekstslide

Wat moet je kennen en kunnen
• Je kunt uitleggen wanneer iemand een verdachte is.
  
• Je kunt uitleggen wat een proces-verbaal is.

• Je kunt uitleggen wat het Openbaar Ministerie is en welke
mogelijkheden een officier van justitie heeft.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide