1. Bedenk een onderwerp waar je over wilt schrijven.
Kies bijvoorbeeld een dier, een gebeurtenis, je favoriete sport, je lekkerste eten, een plaats, je plan voor de aankomende vakantieweek ........ of iets anders dat je zelf verzint.
Slide 3 - Tekstslide
RONDEEL
1. Bedenk een onderwerp waar je over wilt schrijven.
2. Schrijf vijf zinnen op die meteen in je hoofd opkomen.
Slide 4 - Tekstslide
RONDEEL
1. Bedenk een onderwerp waar je over wilt schrijven.
2. Schrijf vijf zinnen op die meteen in je hoofd opkomen.
3. Je kiest nu de zin die je het leukste of beste vindt. Deze schrijf je bij nummer 1, 4 en 7 van het 8 regels tellende gedicht. Eventueel met een kleine variatie.
Slide 5 - Tekstslide
RONDEEL
1. Bedenk een onderwerp waar je over wilt schrijven.
2. Schrijf vijf zinnen op die meteen in je hoofd opkomen.
3. Je kiest nu de zin die je het leukste of beste vindt. Deze schrijf je bij nummer 1, 4 en 7 van het 8 regels tellende gedicht. Eventueel met een kleine variatie.
4. Vervolgens kies je een zin (of een stukje van een zin) die het best past bij de eerste zin. Die zin schrijf je bij nummer 2 en 8.
Slide 6 - Tekstslide
RONDEEL
1. Bedenk een onderwerp waar je over wilt schrijven.
2. Schrijf vijf zinnen op die meteen in je hoofd opkomen.
3. Je kiest nu de zin die je het leukste of beste vindt. Deze schrijf je bij nummer 1, 4 en 7 van het 8 regels tellende gedicht. Eventueel met een kleine variatie.
4. Vervolgens kies je een zin (of een stukje van een zin) die het best past bij de eerste zin. Die zin schrijf je bij nummer 2 en 8.
5. Op regel 3, 5 en 6 verzin je drie verschillende zinnen die allemaal iets te maken hebben met het onderwerp.
Slide 7 - Tekstslide
RONDEEL
Schrijf het gedicht in het net over zonder de nummers.
Slide 8 - Tekstslide
RONDEEL
Pak een A4 papier.
Teken (licht) met potlood over jouw rondeel.
Slide 9 - Tekstslide
RONDEEL
Lever je tekening en je rondeel in. Schrijf bij beide op de achterzijde je naam.