Recap CH2

CH2 - Recap
  • Present perfect
  • Modals
  • Vocabulary
  • Sentences
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

CH2 - Recap
  • Present perfect
  • Modals
  • Vocabulary
  • Sentences

Slide 1 - Tekstslide

Present perfect
De present perfect gebruik je als:
  • Je over een gebeurtenis uit het verleden wilt praten die nog steeds belangrijk is
  • Je over iets hebt dat in het verleden is begonnen en nu nog steeds zo is
  • Je wilt vertellen over ervaringen tot op heden (nu)

Slide 2 - Tekstslide

Present perfect - de vorm
Je maakt de present perfect op twee manieren:
  1. have/has + werkwoord + (e)d
  2. have/has + past participle (3e rij - onregelmatige ww'en)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

For example...
I have worked here for 5 years.
We have lived in this city my whole life.
She has already told me that story. 
They have never eaten here before.

Slide 5 - Tekstslide

Irregular verbs
Voor de present perfect moet je de onregelmatige werkwoorden kennen - net zoals bij de past simple. Deze staan op blz. 237/238/239 in je boek. 
Voor de present perfect gebruik je het 3e rijtje. Voor de past simple het 2e rijtje. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Choose the correct form:
We ... her room.
A
have painted
B
has painted

Slide 8 - Quizvraag

Choose the correct form:
She ... to a concert.
A
have gone
B
has gone

Slide 9 - Quizvraag

Choose the correct form:
I ... since this morning.
A
have worked
B
has worked

Slide 10 - Quizvraag

Choose the correct form:
The dog ... often ... a hole.
A
has dug
B
have dug

Slide 11 - Quizvraag

Choose the correct form:
I ... just ... (clean) my bike.

Slide 12 - Open vraag

Choose the correct form:
Marcus ... (have) his phone for 2 years.

Slide 13 - Open vraag

Choose the correct form:
We ... already ... (visit) this museum.

Slide 14 - Open vraag

Present perfect vs. past simple

Slide 15 - Tekstslide

Choose the correct form:
We ... last week.
A
arrived
B
have arrived

Slide 16 - Quizvraag

Choose the correct form:
We ... here for 5 days.
A
were
B
have been

Slide 17 - Quizvraag

Choose the correct form:
He ... here for 30 years.
A
worked
B
has worked

Slide 18 - Quizvraag

Choose the correct form:
Peter ... (play) football yesterday.

Slide 19 - Open vraag

Choose the correct form:
They ... (buy) a new car. It looks new again.

Slide 20 - Open vraag

Choose the correct form:
I'm sorry, but I ... (forget) my homework.

Slide 21 - Open vraag

Choose the correct form:
Last year, we ... (go) to Sweden.

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

... you pass me your pen?
A
Can
B
Could
C
Must

Slide 24 - Quizvraag

You really ... do that, I think.
A
cannot
B
shouldn't
C
must not

Slide 25 - Quizvraag

We ... to come tonight.
A
isn't able
B
aren't able
C
mustn't

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Translate the word to Dutch:
crime scene

Slide 28 - Open vraag

Translate the word to Dutch:
punish

Slide 29 - Open vraag

Translate the word to Dutch:
agressive

Slide 30 - Open vraag

Translate the word to Dutch:
vehicle

Slide 31 - Open vraag

Translate the word to Dutch:
to warn

Slide 32 - Open vraag

Translate the word to English:
behalve

Slide 33 - Open vraag

Translate the word to English:
bestemming

Slide 34 - Open vraag

Translate the word to English:
met opzet

Slide 35 - Open vraag

Translate the word to English:
verbergen

Slide 36 - Open vraag

Translate the sentence to English:
Ik wil graag een overval aangeven.

Slide 37 - Open vraag

Translate the sentence to English:
Is de dief ontstnapt?

Slide 38 - Open vraag

Translate the sentence to English:
Iemand viel me online lastig.

Slide 39 - Open vraag

Translate the sentence to English:
Pas op voor overvallers.

Slide 40 - Open vraag