Sibelius voltooide zijn symfonie in het jaar 1899, middenin gigantische veranderingen in Europa. Het was het hoogtepunt van de industriële revolutie, door nieuwe machines in fabrieken te ontwikkelen explodeerde de capaciteit om producten te produceren. Het is de tijd dat de telefoon werd ontwikkeld. Mensen trokken in grote getallen naar steden die binnen de kortste keren uitpuilden van de inwoners. Door het gebruik van stoom machines werden gigantische nieuwe schepen gebouwd en spoorwegen schoten alle kanten op.
Ook de cultuur genoot mee in deze nieuwe realiteit. In de grote steden kwamen fantastische concertzalen (het Concertgebouw in Amsterdam is gebouwd in 1888), er was veel geld beschikbaar voor orkesten. Deze orkesten groeiden en groeiden om genoeg geluid te kunnen produceren om de grote zalen te vullen. Zo kregen componisten steeds meer ruimte om nieuwe en aparte instrumenten te gebruiken in hun stukken.
Temidden van deze dynamische ontwikkelingen schreef Sibelius zijn muziek, wandelend door de natuur, onder de indruk van de rust en emotie.