EXAMENTRAINING TYPICALLY NEDERLANDS

1. Geef twee argumenten (o.b.v. voorbeelden) voor de massale overgave van de elite aan het Engels?
1 / 19
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

1. Geef twee argumenten (o.b.v. voorbeelden) voor de massale overgave van de elite aan het Engels?

Slide 1 - Open vraag

2. Bij welke alinea begint deel 3?
A
alinea 4
B
alinea 5
C
alinea 6
D
alinea 7

Slide 2 - Quizvraag

3. Bij welke alinea begint deel 5?
A
alinea 10
B
alinea 11
C
alinea 12
D
alinea 13

Slide 3 - Quizvraag

Vraag 4: wat is argument 1?

Slide 4 - Open vraag

Vraag 4: wat is argument 2?

Slide 5 - Open vraag

Vraag 4: wat is argument 3?

Slide 6 - Open vraag

Vraag 4: wat is de beoordeling bij argument 2?

Slide 7 - Open vraag

Vraag 4: wat is de onderbouwing bij argument 3?

Slide 8 - Open vraag

Vraag 5: leg uit waarom de situatie geen paradox zou zijn.
A
hogeropgeleiden hoeven geen Nederlands te leren en lageropgeleiden wel
B
niemand is verplicht Engels te leren
C
lageropgeleiden hoeven geen Nederlands te leren en hogeropgeleiden wel
D
iedereen moet Nederlands leren

Slide 9 - Quizvraag

Vraag 6: welke twee overeenkomsten ziet Dick Pels in deze parallelle situatie?

Slide 10 - Open vraag

Vraag 7: welke twee bezwaren hebben deskundigen tegen Engels in het hbo?
A
dan wordt vo ook Engels en daarvoor is de beheersing van de taal onvoldoende
B
dan wordt vo ook Engels en dat is slecht voor de geesteswetenschappen
C
dan wordt vo ook Engels, waarna snel de basisschool zal volgen
D
dan wordt vo ook Engels en zo verliezen we onze cultuur

Slide 11 - Quizvraag

Vraag 8: noem 4 verklaringen waarom Engelstalig onderwijs negatief zou zijn

Slide 12 - Open vraag

Vraag 9: Hoe verhoudt alinea 12 zich tot alinea 11? In alinea 11 worden bezwaren tegen Engels geuit en alinea 12:
A
nuanceert bezwaren met voordelen Engels en trekt dat in twijfel
B
vult bezwaren aan met andere nadelen van Engels en nuanceert die
C
weerlegt bezwaren met praktijkvoorbeelden en nuanceert die
D
zet bezwaren af tegen positieve ervaringen Engels en trekt dat in twijfel

Slide 13 - Quizvraag

Vraag 10: Engels klinkt alleen beter omdat krukkige formuleringen minder opvallen.
Dat betekent het volgende.
Ons Engels:
A
is niet zo goed als we denken want we overschatten ons niveau
B
is wellicht minder goed dan we denken want we merken onhandig formuleren niet
C
klinkt misschien beter dan NL, omdat Engels minder clichés bevat
D
klinkt best goed omdat we in het Engels knullige formuleringen vermijden

Slide 14 - Quizvraag


Vraag 11: mensen die Engels spreken
A
doen dat omdat ze zich aanpassen aan de wereld om hen heen
B
komen terecht zelfverzekerder over
C
zijn onzeker over hun eigen kwaliteiten
D
zijn ten onrechte bang om als provinciaal te worden gezien

Slide 15 - Quizvraag


Vraag 12: deze tekst heeft vooral tot doel om de lezer
A
ervan te overtuigen dat NL beter is dan Engels bij bestuur en college
B
te laten inzien dat men nergens bij bestuur/college zoveel Engels spreekt
C
te laten nadenken over + en - van het spreken van Engels
D
uit te leggen dat meer paradoxen een rol spelen in de discussie Engels vs NL

Slide 16 - Quizvraag


Vraag 13: welk woord typeert de toon van deze tekst het best?
A
afstandelijk
B
kritisch
C
rebels
D
somber

Slide 17 - Quizvraag


Vraag 14: welke zin geeft de hoofdgedachte het beste weer?
A
samenleving gebaat bij goede taalvaardigheid etc.
B
samenleving overgeleverd aan multinationals etc.
C
schadelijk voor de samenleving als Engels voertaal etc.
D
NL samenleving is zo onzeker dat we het Engels belangrijk vinden

Slide 18 - Quizvraag


Vraag 15: welke twee uitspraken drukken het best uit wat de relatie is tussen de tekst en de titel?
A
2 en 3
B
1 en 3
C
3 en 4
D
1 en 4

Slide 19 - Quizvraag