Entree Nederlands les 3

Nederlands
Lezen en luisteren
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Lezen en luisteren

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel

- Je kunt oriënterend, zoekend en globaal lezen en vragen beantwoorden over een tekst. 

Slide 2 - Tekstslide

Programma
Opening
5 minuten
Terugblik
5 minuten
Woordenschat
10 minuten
Tekst lezen
15 minuten
Afsluiting
5 minuten

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik
Tekstsoorten
lees en luisterfragment

Slide 4 - Tekstslide

Wat ga je lezen als je het onderwerp wil vinden?

Slide 5 - Open vraag

Lezen

Slide 6 - Tekstslide

Leesstrategieën
Er zijn meerdere soorten leesstrategieën.
Vandaag bespreken we de volgende drie:
1. Oriënterend lezen.
2. Zoekend lezen
3. Globaal lezen

Slide 7 - Tekstslide

Oriënterend lezen
- Voor een algemeen beeld van een tekst.​

Je bekijkt de titel, tussenkopjes en plaatjes.​

Als je oriënterend hebt gelezen, weet je wat het onderwerp is en welke informatie in de tekst staat. Je weet ook of je verder wilt lezen.


Slide 8 - Tekstslide

Zoekend lezen
- Zoeken naar informatie in de tekst. ​

Ook wel scannend of selectief lezen genoemd. ​

Gebruiken als je iets specifieks wilt weten. 


Slide 9 - Tekstslide

Globaal lezen
- Denk aan 'Global', wereldwijd. Je let niet op de kleine dingen, maar op de hoofdzaken. 
-  Je leest de eerste en de laatste zin van de alinea.​

- Je bepaalt van iedere alinea de hoofdgedachte.​​
Je weet, na het globaal lezen, wat de hoofdzaken van de tekst zijn. 


Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 

Slide 11 - Tekstslide

We gaan vandaag een lekkere tekst lezen......

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Waar denk je dat de tekst
over gaat?

Slide 14 - Woordweb

Slide 15 - Tekstslide

Welke woorden uit de tekst vind je moeilijk?

Slide 16 - Woordweb

Wat is dit voor een soort tekst
A
informatief
B
fictief
C
recept
D
gedicht

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel tijd kost het om de pizza's te maken?
A
15 minuten
B
25 minuten
C
10 minuten
D
5 minuten

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent flinke in regel 5
A
stoere
B
blinkende
C
grote
D
verse

Slide 19 - Quizvraag

Waarom staat er bij topping 'bijvoorbeeld' ?

Slide 20 - Open vraag

Zoek in de tekst naar 8 zelfstandige naamwoorden met een lidwoord.

Slide 21 - Woordweb

Welke zin komt eerst?
A
Snijd de courgette in plakken.
B
Beleg vervolgens de pizza.
C
Verwarm de oven op 200 graden
D
Besmeer de plakken met een laagje tomatensaus.

Slide 22 - Quizvraag

Welke zinnen zijn niet waar
(meerdere antwoorden)
A
Een van de ingrediënten is 1 flinke courgette
B
Voor de topping gebruik je een bakplaat met bakpapier
C
De oven moet voorverwarmd op 220 graden
D
De bereiding kost 15 minuten

Slide 23 - Quizvraag

Zou jij de pizza zelf willen maken?
Waarom wel of niet?

Slide 24 - Open vraag

Wat is een ander woord voor geheel?
(regel 22)
A
een gedeelte
B
helemaal

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een courgette?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Video

Wat kun je op je pannenkoek doen?
A
Stroop
B
Suiker
C
Kaas
D
Spek

Slide 28 - Quizvraag

Taakverdeling
- 2 mensen maken het boodschappenbriefje
- 2 mensen gaan de boodschappen halen
- 2 mensen gaan de tafel dekken
- 2 mensen gaan de pannenkoeken bakken
- 2 mensen ruimen en maken de keuken schoon

Slide 29 - Tekstslide

Afsluiting

Slide 30 - Tekstslide

Volgende les
Luisteren van een fragment 
Vragen beantwoorden

Slide 31 - Tekstslide