Persoonsvorm

Persoonsvorm

In elke zin staan werkwoorden. 
Eén daarvan is de persoonsvorm.

De persoonsvorm geeft aan het getal, de hoeveelheid en de tijd van de zin. 

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Persoonsvorm

In elke zin staan werkwoorden. 
Eén daarvan is de persoonsvorm.

De persoonsvorm geeft aan het getal, de hoeveelheid en de tijd van de zin. 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Persoonsvorm
Persoonsvorm (pv) - het enige werkwoord dat van tijd en getal kan veranderen. Als er maar één werkwoord in de zin zit, is dat altijd de persoonsvorm.

Heb jij je huiswerk af?
Heb jij je huiswerk gemaakt?
Ik geef hem een cadeau.
Ik heb hem een cadeau gegeven.



Slide 3 - Tekstslide

Tijd- & getalproef
Persoonsvorm (pv) - het enige werkwoord dat van tijd en getal kan veranderen. Door enkelvoud en meervoud en tegenwoordige tijd in verleden tijd te veranderen, verandert de persoonsvorm (pv) mee. 

Heb jij je huiswerk af?
Had jij je huiswerk af?
Ik geef hem een cadeau.
Joris en ik gaven hem een cadeau.



Slide 4 - Tekstslide

Tijdproef & getalproef 
1. Verander onderstaande zinnen van tijd en onderstreep de persoonsvorm.

a Op Instagram volgde ik mijn vrienden.
b De meeste leerlingen waren op tijd op school.

2. Verander onderstaande zinnen van getal en onderstreep de persoonsvorm.
c De postbodes komen een pakketje bezorgen.
d De docent op school is erg aardig.

Slide 5 - Tekstslide

Zinsdelen/zinsdeelproef
  1. Onderstreep de persoonsvorm.
  2. Zet voor en achter de persoonsvorm een streep.
  3. Verander de volgorde van een zin en kijk welke woorden je samen voor de persoonsvorm kunt zetten.
  4. Voor de pv staat altijd maar één zinsdeel.
  5. De pv is zelf ook een zinsdeel.
  6. Zet de zinsdeel strepen op de juiste plaats.

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld zinsdelen maken
Vorig jaar heb ik voor mijn vrienden een damtoernooi georganiseerd.

Stap 1: wat is de persoonsvorm?
Stap 2: alles voor de persoonsvorm is één zinsdeel
Stap 3: welke woorden blijven in dezelfde volgorde naast elkaar staan als je de zin verandert? Die woorden samen zijn een zinsdeel.
Stap 4: zet strepen tussen de zinsdelen (woorden die bij elkaar horen).

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld zinsdelen maken
Vorig jaar / heb / ik / voor mijn vrienden / een damtoernooi / georganiseerd.
Voor mijn vrienden / heb / ik / vorig jaar / een damtoernooi / georganiseerd.
Ik / heb / vorig jaar / een damtoernooi / voor mijn vrienden / georganiseerd. 

Stap 1: pv = heb
Stap 2: zinsdeel voor de pv = vorig jaar
Stap 3: woorden samen een zinsdeel vormen 
Stap 4: zet strepen tussen de zinsdelen (woorden die bij elkaar horen).

Slide 8 - Tekstslide

Nu jullie...
Josefien wil zaterdag graag winkelen.

Stap 1: wat is de persoonsvorm?
Stap 2: alles voor de persoonsvorm is één zinsdeel
Stap 3: welke woorden blijven in dezelfde volgorde naast elkaar staan als je de zin verandert? Die woorden samen zijn een zinsdeel.
Stap 4: zet strepen tussen de zinsdelen (woorden die bij elkaar horen).

Slide 9 - Tekstslide

Nu jullie...
Josefien / wil / zaterdag / graag /winkelen.
Graag / wil / Josefien / zaterdag / winkelen.
Zaterdag / wil / Josefien / graag / winkelen.

Stap 1: pv = wil
Stap 2: zinsdeel voor de pv = Josefien
Stap 3: welke woorden vormen samen een zinsdeel?
Stap 4: zet strepen tussen de zinsdelen (woorden die bij elkaar horen).

Slide 10 - Tekstslide

Zelf aan de slag met opdracht 1, 2 en 3 paragraaf 2

Slide 11 - Tekstslide

Je kunt nu...
de persoonsvorm in zinnen vinden en zinsdelen strepen

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk
Maken opgave 1, 2 en 3 paragraaf 2 

Slide 13 - Tekstslide

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

'Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm?'
A
Hoe
B
vind
C
je
D
ook

Slide 15 - Quizvraag

De persoonsvorm heeft drie kenmerken.

De persoonsvorm is bovenstaande zin is:
A
De persoonsvorm
B
heeft
C
drie
D
kenmerken

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm altijd?
A
Een zelfstandig naamwoord
B
Een werkwoord
C
Een lidwoord
D
Een onderwerp

Slide 17 - Quizvraag