Woordsoorten
1 / 17
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
De jongens voetballen op het plein.
voetballen
voetballen
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 6 - Quizvraag
De jongens voetballen op het plein.
de
de
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 7 - Quizvraag
De jongens voetballen op het plein.
plein
plein
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 8 - Quizvraag
De jongens voetballen op het plein.
het
het
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 9 - Quizvraag
Het lieve meisje kijkt in de spiegel.
lieve
lieve
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 10 - Quizvraag
Het lieve meisje kijkt in de spiegel.
meisje
meisje
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 11 - Quizvraag
Het lieve meisje kijkt in de spiegel.
spiegel
spiegel
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
