In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
We gaan oefenen
Slide 1 - Tekstslide
Missions
1. You know how to be most efficient during a reading test.
2. You know how to practice for a reading test.
3. You know the function of signalwords
Planning
- What do you already know/do?
- Reading tips and signalwords
- Practice
EVERY MONDAY!
Slide 2 - Tekstslide
Hoe kun jij je leesvaardigheid verbeteren?
Slide 3 - Woordweb
Hoe pak jij een leestekst met vragen aan? Wat als je een woord niet kent? etc.
Slide 4 - Open vraag
Before we start
you need a notebook and a pen!
Your PTA only consists of reading texts.
You can bring an English - Dutch dictonary.
Slide 5 - Tekstslide
1
Before reading
Beeld vormen van de tekst.
Met wat voor soort tekst heb je te maken? Is het een advertentie, een ingezonden stuk, een artikel, enzovoort?
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
2A
Leesstrategieën:
Skimmen: je gaat de tekst snel lezen, omdat je ongeveer wilt weten waar de tekst over gaat. Je doet dat door naar opvallende stukjes te kijken en van iedere alinea de eerste en de laatste zin te lezen.
Bij een vraag over de hele tekst, ga je skimmen. Je gaat zoeken naar aanwijzingen voor het antwoord.
Slide 8 - Tekstslide
Bij vragen naar bepaalde informatie, ga je scannen. Als de vraag bijvoorbeeld is hoeveel
iets kost, ga je op zoek naar bedragen.
2B
Scannen: je moet zoeken naar bepaalde informatie. Als je dat gevonden hebt, hoef je de rest van de tekst niet te lezen.
Slide 9 - Tekstslide
Intensief lezen: Hierbij neem je de tekst woord voor woord, regel voor regel, door.
2C
Als er in een vraag regelnummers gegeven worden, is het vaak de bedoeling dat je de gehele alinea intensief leest. Dit geldt ook als er een alinea aangegeven is
Slide 10 - Tekstslide
Meerkeuzevragen
- chronologische volgorde
- Lees alleen de vraag en het stukje waar volgens jou het antwoord in staat.
- Formuleer een antwoord > vergelijk
- Kies het antwoord dat het meest op jouw antwoord lijkt.
- Kom je er niet uit, dan is het vaak een kwestie van een paar keer 'heen en weer' lezen.
3
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Wat is het juiste antwoord?
A
-
B
-
C
-
D
-
Slide 13 - Quizvraag
Uit welke zin in de tekst heb je dit antwoord gehaald? Citeer de eerste 2 woorden.
Slide 14 - Open vraag
Onbekende woorden
Bij lezen (en luisteren) zal je woorden tegenkomen die je niet kent. Als je te veel woorden niet kent (meer dan 10%), zul je moeite hebben met de tekst.
Onbekende woorden hoeven niet altijd problemen op te leveren of opgezocht te worden in het woordenboek. Er zijn manieren om achter de betekenis van een woord te komen:
4
Slide 15 - Tekstslide
4A
probeer de betekenis te raden door de hele zin goed te lezen. (CONTEXT!)
kijk of het woord lijkt op een Nederlands woord of een andere taal die je kent.
Denk na of je dit woord echt nodig hebt om antwoord op de vraag te geven.
Ja? zoek het woord op
Nee? lees verder
Slide 16 - Tekstslide
Welke woorden uit de tekst ken je niet?
Slide 17 - Woordweb
She ran to (the loo) because she needed to pee.
Slide 18 - Open vraag
play.blooket.com
Slide 19 - Link
Leer de signaalwoorden
Deze woorden geven verbindingen aan in de tekst. Zo geven ze je meer informatie over hetgeen dat gezegd wordt.