Woordenschat

Welkom!
Telefoon in de bak.
Neem plaats.
Jas uit.
Op tafel: Leesboek en laptop
Tas op de grond.
Geen eten of drinken.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Telefoon in de bak.
Neem plaats.
Jas uit.
Op tafel: Leesboek en laptop
Tas op de grond.
Geen eten of drinken.

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel(en)
Aan het einde van deze les:
- kan je voorvoegsel benoemen en gebruiken in een zin.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Wat: Par. 1.5
Wanneer: 11:20-12:10
Hoe: Gezamelijk/ zelfstandig werken
Klaar: Par. 1.5 opdrachten
HW: Par. 1.5 opdrachten
Lesdoel: Zie vorige slide!
Taaldoel: Voorvoegsel

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn voorvoegsels?
Bij sommige woorden kun je een stukje vóór het woord toevoegen; een voorvoegsel.
De betekenis van het woord verandert door een voorvoegsel.

Voorbeeld: onrustig = on (voorvoegsel) + rustig = niet rustig

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden van voorvoegsels
Een voorvoegsel kan je dus helpen met de betekenis van een woord vinden.  

non- = niet, zonder
on- = niet
mis- = verkeerd, fout
wan- = slecht, verkeerd
her- = weer, opnieuw
ex- = niet meer, van vroeger
inter- = tussen (twee of meer gebieden)

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor:
Mijn broer moest vorig jaar opnieuw examen doen.
.....examen.
David en Jordy waren het niet eens met de beslissing.
....eens.
De vlucht van Moskou naar Hanoi is zonder stoppen. 
.....stop.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor:
Dat is een vroegere leerling van onze school. 
Danny moest nablijven, omdat hij verkeerd gedrag liet zien.
Die opmerking van jou was helemaal verkeerd geplaatst
Rafie moet het verslag opnieuw schrijven voor zijn opleiding.
Mila is op niet actief gesteld op haar werk.

Slide 7 - Tekstslide

Tijd
5 minuten

Slide 8 - Tekstslide

WHHTUK
Wat:  Par. 1.5 opdracht 15 maken
Hoe: Tweetal werken
Hulp: Leertekst par. 1.5
Tijd: 10 minuten
Uitkomst: Oefenen met voorvoegsels
Klaar: Par. 1.5 overige opdrachten maken

Slide 9 - Tekstslide

Een voorvoegsel kan je helpen om
A
een woord in de verleden tijd te zetten.
B
de betekenis van een woord te vinden.
C
een woord te verkleinen.
D
het lidwoord goed te gebruiken.

Slide 10 - Quizvraag

voorvoegsels zijn
A
on, her ,lijk
B
on -ver -lijk
C
on-her-lijk
D
on -her- non

Slide 11 - Quizvraag

Wat is GEEN voorvoegsel?
A
bij
B
ex
C
her
D
ont

Slide 12 - Quizvraag

Een voorvoegsel is een...
A
voorzetsel
B
een deel van het woord met eigen betekenis
C
een deel van het woord zonder eigen betekenis
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Quizvraag