Samenstellingen en trema

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst

Slide 1 - Tekstslide

Deze les

10 minuten lezen

herhaling samenstellingen
gebruik trema

maken opdracht 3
+ nakijken 
Doelen

Je leert:
  • wat samenstellingen zijn,
  • wat koppeltekens en trema's zijn

Slide 2 - Tekstslide

Samenstelling
Je schrijft een samenstelling als één woord.
windmolenmonteur

Je zet NOOIT een spatie in een samenstelling.

Je zet een koppelteken bij letterverwarring.
wiskunde-expert

Slide 3 - Tekstslide

Samenstellingen met een tussenklank-s

Je schrijft de tussenklank-s als je die hoort in de samenstelling.

  • Dorp + gek = dorpsgek

  • Dorp + straat = Dorpsstraat

Slide 4 - Tekstslide

Koppelteken
Koppelteken:
In samenstellingen die verkeerd gelezen kunnen worden, plaatsen we een koppelteken:
zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen, mini-jurk, 
auto-ongeluk

Slide 5 - Tekstslide

Tussenletter -n bij samenstellingen
Algemene regel:
Het eerste deel van de samenstelling heeft alleen een meervoudsvorm op -en. In dat geval schrijf je -en in de samenstelling.

Bijvoorbeeld: hondenhok, eikenbos, ballenbak

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de samenstelling?
brood + mes

Slide 7 - Open vraag

Wat is de samenstelling?
mening + verschil

Slide 8 - Open vraag

Wat is de samenstelling?
zon + bloem

Slide 9 - Open vraag

Wat is de samenstelling?
pan + koek

Slide 10 - Open vraag

Wat is de samenstelling?
kat + bak

Slide 11 - Open vraag

Wat is de samenstelling?
druif + sap

Slide 12 - Open vraag

Wat is de samenstelling?
beer + sterk

Slide 13 - Open vraag

Trema 
  • Verkeerde uitspraak, trema op klinker nieuwe lettergreep. 
  • Samengestelde telwoorden.
  • Géén trema, maar koppelteken in andere samenstellingen.
  • Géén trema als je het niet verkeerd uit kan spreken.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeelden trema:
  • Azië
  • patiënt
  • geëerd
  • knieën
  • zeeën

Slide 16 - Tekstslide

Wat is juist?
A
kolonien
B
koloniën

Slide 17 - Quizvraag

Wat is juist?
A
ideeen
B
ideeën

Slide 18 - Quizvraag

Wat is juist?
A
financieel
B
financieël

Slide 19 - Quizvraag

Wat is juist?
A
gekopieerd
B
gekopieërd

Slide 20 - Quizvraag

Wat is juist?
A
kopieerapparaat
B
kopieërapparaat

Slide 21 - Quizvraag

Wat is juist?
A
kopieerapparaat
B
kopieërapparaat

Slide 22 - Quizvraag

oefenen: 3 minuten, zoveel mogelijk woorden
  1. Schrijf in je schrift een woord met een trema
  2. Geef je schrift aan je buurman/vrouw
  3. hij/zij vult aan
  4. wisselen


Slide 23 - Tekstslide

Maak opdracht 3 op blz. 207

Slide 24 - Tekstslide